Schultze Gets the Blues speelt zich af in de voormalige DDR, een feit dat de film nog troostelozer maakt. De landschappen, de dorpen, de huizen, alles is van een hulpeloze lelijkheid. Schorr, die eerder een aantal documentaires maakte, draaide op locatie voornamelijk totalen, waardoor dat extra duidelijk in beeld komt. Het feit dat Schultze ontslagen wordt, maakt het er ook niet beter op. Er is veel tijd om door die troosteloosheid te dwalen. Tegelijkertijd lijkt het er, anders dan bij de recente Duitse hit Goodbye Lenin!, niet echt toe te doen dat de film zich in Oost- en niet in West-Duitsland afspeelt. Misschien is de locatie alleen gekozen omdat het verhaal er plausibeler door lijkt.
De verlossing komt voor Schultze uit onverwachte hoek. Op een avond hoort hij op de radio een accordeon geen polka spelen, maar zydeco, een soort zwarte muziek uit het zuiden van de Verenigde Staten waarin nog vaag een Midden-Europese invloed is te bespeuren (cajun is de witte versie). Het is dit swingende lied waar Schultze zo blij van wordt dat hij naar de dokter gaat. Hij weet niet wat hem overkomt. Maar hij geeft zich eraan over. Op zijn manier.
Schultze leert het zydeco liedje spelen, kookt voor zijn vrienden jambalaya en verschijnt verkleed als stierenvechter op het dorpsfeest. En uiteindelijk vertrekt hij naar Amerika, achter de muziek aan.
Schultze Gets the Blues doet vaag denken aan Bagdad Café van Percy Adlon, een film uit 1988 waarin een dikke Duitse vrouw haar heil vindt in Amerika. Duits zijn is kennelijk iets waar je van genezen moet worden. Als om dat idee niet al te sterk aan te zetten, heeft Schultze geen happy end. Michael Schorr gaat voor bitterzoet.
Schultze Gets the Blues. Regie: Michael Schorr. Met: Horst Krause, Harald Warmbrunn, Karl-Fred Müller. In 12 bioscopen.