Los van al deze politieke thermiek, die even een inkijkje geeft in de niet altijd even soepele verhoudingen binnen de coalitie, ging het debat over wezenlijke zaken. Waar de strijd tegen terrorisme wordt ingezet, komen al gauw de grenzen van de democratische rechtsstaat in het geding. Dit bleek bijvoorbeeld uit de woorden van Verhagen, die het kabinet ertoe opriep om te komen met speciale wetgeving ter bestrijding van terrorisme. Daarbij zou volgens hem het grondbeginsel van het strafrecht ,,van beter tien schuldigen op straat dan één onschuldige in de cel'' niet langer opgaan. Verhagen pleitte voor een premier die een `Nationale Veiligheidsraad' moet voorzitten en die ,,dwingende aanwijzingen moet kunnen geven aan andere ministers''.
Kleurrijke voorstellen met weinig realiteitswaarde. De commander-in-chief die Verhagen voor ogen staat is wezensvreemd aan de collegiale wijze waarop de Nederlandse ministerraad grondwettelijk is vormgegeven. Meer aandacht vergen de voornemens die het kabinet bekendmaakte. Zo komt minister Donner (Justitie, CDA) deze maand nog met een wetsvoorstel om informatie van de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) als bewijs toe te laten in het strafproces. Deskundigen waarschuwen niet ten onrechte tegen de mogelijke negatieve consequenties daarvan: de veiligheidsdienst functioneert vooral als alarmbel voor mogelijke dreigingen. Dat moet niet worden verward met een mogelijke rol als speciaal justitieel politieorgaan. Het feit dat het kabinet met de gedachte speelt de grondslag voor verdenkingen te verbreden en het voorarrest te verlengen kan eveneens vérstrekkende gevolgen hebben. Gelukkig was het Donner zelf die opmerkte dat er grenzen zijn aan de maatregelen die de overheid kan nemen tegen terrorisme. De overheid, zo zei hij terecht, gunt het terrorisme wel erg gemakkelijk succes als zij onder druk daarvan de waarden en beginselen wegdoet waartegen de terreur zich richt.