Wat betreft mijn Dans om het hart: schrik niet, maar ik heb geen blasse Ahnung wat er in die roman staat.' Voorjaar 1995 reageerde Dola de Jong uit New York in vrolijke bewoordingen op een verzoek om een gesprek over haar debuut dat in 1939 was verschenen in de Distelreeks van uitgeverij Querido. Ze wist zeker dat ze nog één exemplaar bezat. Ze had het destijds met haar vlucht uit Nederland in 1940 kunnen redden. `Dat boek is ergens weggeborgen, maar ik kan de hele troep niet meer verroeren, ben gewoon te krakkemikkig voor zulke krachtpatsertoeren.'
Boven aan het briefpapier stond haar adres gedrukt, een appartement op de 80ste straat ten oosten van Central Park, een paar blokken van het Metropolitan Museum of Modern Art. Misschien was er een opslagruimte in het flatgebouw, waarin Dans om het hart, een intrigerende roman over de vooroorlogse Amsterdamse danswereld, verzeild was geraakt. Tussen spullen die er al lang niet meer toe deden.
Dola de Jong (Arnhem, 1911- Laguna Woods, 2003) had het boek in april 1940, kort voor de Duitse inval, meegenomen naar Tanger in Noord-Afrika, waar ze trouwde met de schilder Jan Hoowij, een dansschool voor Franse diplomatenkinderen opende en een enkele keer optrad. En het boek reisde met haar mee naar de Verenigde Staten, naar New York waar ze in juni 1941 arriveerde. In de meer dan halve eeuw die volgde verhuisde dit ene exemplaar adres na adres kriskras door New York, samen met een klein archief dat de karige weerslag betrof van het leven dat ze gedwongen achter zich had gelaten. De entourage en de personages in Dans om het hart, jonge vrouwen en een paar mannen met een passie voor de danskunst die in de moeizame jaren dertig bij gebrek aan voldoende serieuze theaterengagementen emplooi vinden in revues, hebben de contouren van bestaande dansers van toen.
Dola de Jong danste zelf bij de balletgroep van de uit Duitsland afkomstige Yvonne Georgi, die weliswaar zelfstandig optrad en voor de opera's van de Wagner Vereeniging werkte, maar die eveneens genoegen moest nemen met revuewerk.
`Natuurlijk ging dat boek over de danswereld waar ik in leefde', schreef Dola de Jong. `Of het een sleutelroman was, betwijfel ik. Ik heb dat nooit gedaan, alhoewel ik natuurlijk wel combinaties van mensen gebruikt heb.' Met ironie deed ze in haar brief haar dansverleden in Nederland kortweg af: `Ik had toen ik er in zat al een vermoeden dat het een amateurige boel was, hetgeen bevestigd werd toen ik me hier meldde bij Hanja Holm, die ook uit de Wigman-school kwam, net als mijn Yvonne Georgi. Ik heb hier wat gezwoegd om enigszins het Amerikaanse niveau te bereiken en een baan in een ballet te kunnen bemachtigen. Igor Schwezov was ook hiernaartoe gevlucht en ik heb mijn lessen bij hem weer kunnen opvatten.'
In één adem noemde ze gerenommeerde namen die uitnodigden tot nadere beschouwing: de expressionistische Duitse ster Mary Wigman en twee van haar discipelen Hanja Holm en Yvonne Georgi, en de Russische danser Igor Schwezoff, die korte tijd in Nederland werkte. Een lijst met vragen voor schriftelijke beantwoording zou niet voldoen, een telefoongesprek evenmin. Maar ze opperde in de laatste alinea van haar brief een perfect getimede oplossing. De redding was nabij, meende ze, want ze zou een maand later naar Nederland komen en het leek haar een goed idee als ze het boek dan zou herlezen, waarna een ontmoeting kon worden belegd.
Het is er niet van gekomen. Kort na de briefwisseling werd de schrijfster getroffen door een beroerte. Haar reis naar Nederland moest worden afgelast en ze verhuisde naar de westkust. Pogingen om haar nadien te bewegen over de achtergronden van haar eerste boek te vertellen, mislukten.
Jaren later heeft Dola de Jong een deel van haar persoonlijke archief aan het Theater Instituut Nederland overgedaan (het literaire gedeelte bestemde ze voor het Letterkundig Museum in Den Haag). De mappen zijn nog niet geïnventariseerd. Ze bevatten een klein, maar interessant allegaartje, hier en daar verklaard door middel van beknopte, autobiografische notities op paarse plakkertjes. Brieven van de actrice Mary Dresselhuys en van de zangeres Elly Ameling, wier concerten in New York Dola de Jong bezocht, getuige toegangskaarten en programmaboekjes. Correspondentie met de Haagse Comedie over de vertaling die Dola de Jong in 1968 aanbood en vervolgens maakte van Richard Barrs toneelstuk The Boys in the Band.
Een dichtbundel met de inscriptie `Voor Dola omdat ze een schat voor me is geweest', met Kerstmis 1949 geschonken door de voordrachtskunstenares Charlotte Köhler, die in New York met een fonetisch uit het hoofd geleerd programma jammerlijk faalde en bovendien door haar impresario financieel werd benadeeld. Krantenknipsels en andere papieren over persoonlijkheden uit de danswereld, Europese emigranten net als zij, die ze goed gekend had. Onder hen Lucas Hoving, de danser, choreograaf en docent met wie ze al sinds haar engagement bij Yvonne Georgi bevriend was.
In vijf zwierig geschreven kantjes zette ze, met een enkele vermakelijke uitweiding, in grote lijnen de feiten neer van de `Dansloopbaan van Dola de Jong'. Van haar vader mocht Dorothea Rosalie geen danseres worden. Ze behielp zich met ritmische gymnastiek in haar geboorteplaats Arnhem tot ze de wijk nam naar Amsterdam. Ze volgde er lessen op de school van Lily Green `en vond het maar een droevige vertoning'. Bij Yvonne Georgi veroverde ze `aanmerkelijke techniek', maar ze liet regelmatig verstek gaan om met artikelen voor kranten en tijdschriften in haar levensonderhoud te voorzien: ze verdiende slechts vijf gulden per voorstelling, het was crisis. Haar laatste Nederlandse optreden was in Coppelia in februari 1940. `Het was de eerste en laatste keer dat mijn familie door de knieën ging en naar Haarlem trok om me te zien dansen.'
Het was de laatste keer dat ze hen zag. Haar bekendste roman En de akker is de wereld, gesitueerd in Noord-Afrika, die in 1946 verscheen en een jaar later bekroond werd met de prijs van de stad Amsterdam, heeft ze opgedragen aan de nagedachtenis van haar vader, haar moeder en haar broer Jan `weerloos gedood in Duitse concentratiekampen'.
Dola de Jong was toen reeds genaturaliseerd tot Amerikaanse en hertrouwd met de schrijver Robert Joseph. Hoewel ze tot de geboorte van haar zoon bleef trainen en de rest van haar leven, ook als correspondent voor Nederlandse bladen, de dans volgde, trad ze na de oorlog al niet meer op. Ze wijdde zich aan het schrijven, in het Engels. Een enkele keer liet ze de dans terugkeren. In De thuiswacht uit 1954, over een gedoemde liefdesrelatie tussen twee vrouwen vlak voor en tijdens de bezetting, betreedt de hoofdpersoon een dansstudio: `Van danseressen had ik toen geen weet en ik moet bekennen, dat ik op het beroep neerkeek. Of eerlijk gezegd, het idee dat iemand de ambitie had om op een toneel rond te springen en zich in alle mogelijke bochten te wringen, vervulde me met wantrouwen.'
Over de roman Dans om de wereld bevat het archief in het Theaterinstuut geen snippertje informatie. Er zijn wel wat foto's, fotokopieën van foto's en enige documenten die een idee geven van Dola de Jongs vooroorlogse dansleven; de bescheiden hoeveelheid past gemakkelijk in handbagage.
Een klein oblong fotoalbum krijgt betekenis door de bijschriften. In de zomer van 1938 volgde Dola de Jong een cursus op Dartington Hall, het landgoed van een rijk Engels echtpaar dat onderdak bood aan de uitgeweken Duitse choreograaf en dansgroepleider Kurt Jooss. Tussen kiekjes van de pastorale, zonovergoten omgeving, waar een danseres in een uitgestrekt weiland een pose aanneemt en luchtig geklede cursisten knipperend tegen de zon in in de camera kijken, zit daar ineens de beroemde maker van het anti-oorlogsballet De groene tafel in een roeibootje, een glimlach op het gezicht.
Veilig in Amerika kwam Dola de Jong een aantal van Jooss' dansers weer tegen, onder wie Lucas Hoving. In haar archiefje bevinden zich opmerkelijke foto's van de dansers zowel in Volendamse klederdracht als in klassieke kostuums bij een circustent. Ze dateren uit 1942. Terwijl de Amerikaanse oorlogsindustrie op volle toeren draaide, gaf het groepje langs de oostkust van Amerika dagelijks drie voorstellingen met het zogeheten `Holland Classical Circus' van de grootindustrieel Bernard van Leer, die zich met zijn gezin tijdens de bezetting had weten vrij te kopen en met de restanten van zijn beroemde circus Kavaljos de oversteek had gemaakt. Ver van Nederland, in Volendamse klederdracht, danste Dola de Jong haar laatste voorstelling. Ze was eenendertig. Haar leven als schrijfster in ballingschap was begonnen.
Bekroonde romans van Dola de Jong: `En de akker is de wereld' (Prijs van de stad Amsterdam, 1947) en `The Whirligig of Time', in Nederland verschenen als `De draaitol van de tijd' (Edgar Allen Poe Award, 1964)