Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Economie

`Economie van de stad drijft op creativiteit'

Steden die tolerantie koppelen aan talent en technologie hebben de toekomst, zegt de Amerikaanse econoom Florida. De `creatieve klasse' is bepalend voor het klimaat van vestiging.

De opvallende aanwezigheid van seks en drugs in Amsterdam biedt de stad een concurrentievoordeel, bijvoorbeeld bij het aantrekken van bedrijven. De Amerikaan Richard Florida, hoogleraar regionale economische ontwikkeling aan de Carnegie Mellon Universiteit in Pittsburgh en auteur van het boek The Rise of the Creative Class, ziet wel de humor in van zijn eigen constatering. ,,Wie had dat kunnen denken?''

Hij haast zich om uit te leggen dat het hem niet zozeer om de Wallen en de coffeeshops zelf gaat, maar wel om de boodschap die ze uitstralen, dat Amsterdam een tolerante stad is. Steden die tolerantie aan talent en technologie weten te koppelen hebben de toekomst, zegt Florida, want de aanwezigheid van de creatieve klasse is bepalend voor het vestigingsklimaat.

De `creatieve klasse' gaat niet meer een baan achterna, nee, de bedrijven komen naar hen toe. De sleutel van regionale economische groei is niet langer het aantrekken van bedrijven, maar het aantrekken van creatieve mensen. Hij citeert Carly Fiorina van computerreus Hewlett-Packard, die tegen een groep Amerikaanse gouverneurs zei: ,,Houden jullie je belastingvoordelen en je verkeerspleinen maar, wij gaan de getalenteerde mensen achterna''.

Creativiteit is de stuwende kracht achter de economie geworden, betoogt Florida. De creatieve economie is een hot issue en zijn boek is de bijbel ervan. Hij is een van de prominente deelnemers aan de internationale conferentie `Creativity and the city' die gisteren en vandaag wordt gehouden in de Westergasfabriek in Amsterdam. In dit negentiende-eeuwse complex vestigden zich na een grondige bodemsanering en dito verbouwing diverse bedrijven, het stadsdeelbestuur, kunstenaars en kunstinstellingen. Toneelgroep Amsterdam zat enkele jaren lang in het voormalige Transformatorhuis, het Ketelhuis is nu een bioscoop en eerder deze maand werd een groot park voor het publiek geopend.

In zijn openingsspeech haalde burgemeester Cohen deze herontwikkeling van een oude industriële locatie aan als voorbeeld van een `creatief ecosysteem' waar Amsterdam behoefte aan heeft. Deze stad is kwetsbaar, zei hij: ze is weliswaar levendig en compact en heeft een stevige economische basis, maar het onderwijs blijft achter, ruimte is schaars en creativiteit is als delfstof aanzienlijk vluchtiger en minder voorspelbaar dan, bijvoorbeeld, gas.

Bij het afbakenen van de creatieve klasse – die zichzelf niet of nauwelijks als samenhangende groep ziet – is Florida bepaald ruimhartig. ,,Het aantal mensen in Amerika dat zijn brood verdient met creatief werk, of dat nu muziek maken is of een computerprogramma ontwerpen, is in de loop van de vorige eeuw enorm gegroeid. Was dat in 1900 10 procent, nu is dat ruim 30 procent van de beroepsbevolking. Daarmee is het karakter van `werk' totaal veranderd, evenals de manier waarop we onze tijd gebruiken – we willen er zoveel mogelijk ervaringen en belevenissen in proppen. Het scherpe onderscheid tussen werk en vrije tijd verdwijnt. Creatief werk wordt door passie gedreven, creatieve mensen zijn nooit niet aan het werk. De sleutel van ons tijdperk is niet meer wat je doet – arbeid, waar Marx het over had – maar wat je aan talent hebt.''

Florida was bezig met een onderzoek naar de economische positie van steden die inzetten op technologie, toen hij in contact kwam met het werk van collega-onderzoeker Gary Gates die zich bezighield met de invloed van homogemeenschappen. Hun resultaten bleken frappante overeenkomsten te vertonen. Zo ontstond wat hij in zijn boek de gay and bohemian-index noemt: de aanwezigheid van bloeiende gemeenschappen homo's en kunstenaars blijkt een betrouwbare graadmeter te zijn voor een creatieve economie. Op die index scoort Amsterdam hoog, samen met Londen, Stockholm en Kopenhagen, bijvoorbeeld omdat de stad veel third places heeft, plaatsen tussen werk en thuis. Maar in navolging van Cohen constateert Florida dat Amsterdam voor een aantal `uitdagingen' staat. ,,Het zou goed zijn de infrastructuur voor research en technologie te upgraden. De Nederlandse universiteiten zijn tot nu toe niet erg internationaal georiënteerd geweest, maar internationale onderzoeksinstellingen zijn talentmagneten. De stad zou ook meer geld en aandacht moeten besteden aan de informele kunstsector, want de traditionele kunst- en cultuurtempels zijn niet langer de sturende factor. Die moet je niet onder een laag bureaucratie pletten, maar koesteren, bijvoorbeeld door op kleine schaal venture funds op te zetten. Je investeert als stad bijvoorbeeld in een musicus, als hij succes heeft krijg je 2 of 3 procent royalties terug waarmee je weer anderen kunt steunen.''

Hij maakt zich vooral zorgen over negatieve reacties in sommige Europese landen op immigranten. ,,Ze worden tezeer als een probleem gezien en te weinig als een resource. Veel immigranten hebben de drang om te presteren en zijn bereid risico te nemen. Mijn grootvader kwam uit Italië naar Amerika als ongeschoolde arbeider, mijn vader werd directeur van zijn eigen fabriek en ik ben wetenschapper en auteur. Van de nieuwe bedrijven die sinds 1995 in Silicon Valley zijn opgericht is liefst een derde van the new outsiders. Amerika heeft het heel lang gehad over de melting pot waarin je als immigrant moest opgaan, maar Canada spreekt nu slim van een mosaic, je brengt je cultuur met je mee. Bovendien is het aantal geboortes zo laag in het westen dat steden zonder immigranten niet kunnen groeien.''

Eén aspect van deze diepe sociale en economische verandering vindt hij zonder meer een verademing: mensen zoeken zelf die plaatsen op waar ze geestverwanten vinden. ,,De overgang naar een creatieve economie is groter dan die van een agrarische naar een industriële samenleving. Die waren beide gebaseerd op fysieke arbeid en gingen uit van de familie als sociale eenheid. Het is in de mode om te treuren over de teloorgang van gemeenschapszin en family values, maar het kan ook heel bevrijdend zijn om eraan te ontsnappen. Jonge mensen hebben overal vrienden en beschikken in een nieuwe stad meteen over een netwerk; om geaccepteerd te worden hoef je niet meer een gezin te zijn met een kostwinnaar die bij een groot bedrijf werkt. Het ontstaan van deze plug-and-play gemeenschappen, zeg maar meteen klaar voor gebruik, is een van de kenmerkende fenomenen van onze tijd.''