Het nieuws van dinsdag 21 januari 2003

De ongenaakbare Fernhout

Bij het binnenkomen van de tentoonstelling van Edgar Fernhout in het Museum voor Moderne Kunst in Arnhem valt het oog direct op drie sobere, maar indringende stillevens. Ze hangen aan verschillende wanden, maar lijken door een onzichtbare draad met elkaar verbonden. Eén ervan laat een verfrommeld laken zien tegen een zilvergrijze achtergrond. Het is een bizar thema, dat door zijn neutrale weergave boven elke huiselijkheid uitstijgt. Een tweede stilleven, een doorkijkje in twee kale kamers, levert een bijna abstract beeld op. Maar vooral het stilleven rechtsachter, dat met zijn brede zwarte lijst geïsoleerd is van de zachtroze achtergrond, maakt een sterke indruk. Net als het laken is het bijna monochroom. Het toont weinig meer dan een paar randen van een muur, een opzijgeschoven grijzig-zwart gordijn en een openstaand raam. Daarachter is alleen een eindeloze, vaagblauwe lucht te zien. Het standpunt van de toeschouwer (en van de schilder) is zo laag – of het raam bevindt zich zo hoog – dat er geen ander uitzicht mogelijk is. Deze strenge, consequente schilderijen dateren uit het begin van de jaren dertig, toen Edgar Fernhout (1912-1974) zich net een beetje aan het bevrijden was van de knellende vleugels van zijn moeder Charley Toorop, die zijn hele carrière voor hem probeerde te regelen en ook zijn stijl sterk beïnvloedde. In 1932 had de jonge schilder zijn eerste solotentoonstelling en woonde hij samen met zijn vriendin, de mooie tekenares Rachel Pellekaan.

De ongenaakbare Fernhout

Bij het binnenkomen van de tentoonstelling van Edgar Fernhout in het Museum voor Moderne Kunst in Arnhem valt het oog direct op drie sobere, maar indringende stillevens. Ze hangen aan verschillende wanden, maar lijken door een onzichtbare draad met elkaar verbonden. Eén ervan laat een verfrommeld laken zien tegen een zilvergrijze achtergrond. Het is een bizar thema, dat door zijn neutrale weergave boven elke huiselijkheid uitstijgt. Een tweede stilleven, een doorkijkje in twee kale kamers, levert een bijna abstract beeld op. Maar vooral het stilleven rechtsachter, dat met zijn brede zwarte lijst geïsoleerd is van de zachtroze achtergrond, maakt een sterke indruk. Net als het laken is het bijna monochroom. Het toont weinig meer dan een paar randen van een muur, een opzijgeschoven grijzig-zwart gordijn en een openstaand raam. Daarachter is alleen een eindeloze, vaagblauwe lucht te zien. Het standpunt van de toeschouwer (en van de schilder) is zo laag – of het raam bevindt zich zo hoog – dat er geen ander uitzicht mogelijk is. Deze strenge, consequente schilderijen dateren uit het begin van de jaren dertig, toen Edgar Fernhout (1912-1974) zich net een beetje aan het bevrijden was van de knellende vleugels van zijn moeder Charley Toorop, die zijn hele carrière voor hem probeerde te regelen en ook zijn stijl sterk beïnvloedde. In 1932 had de jonge schilder zijn eerste solotentoonstelling en woonde hij samen met zijn vriendin, de mooie tekenares Rachel Pellekaan.