De stijl in Broodje gezond, Broodje Halfom en Brood en spelen is op de beste momenten net zo strak en soeverein als die van Martin Bril en Remco Campert.
Genoemde twee schrijvers zullen dit vast en zeker beamen. Beiden hebben zich tenminste meer dan eens waarderend uitgelaten over Chabots werk. Maar zodra je Chabots literaire kwaliteiten benadrukt, beginnen de zelfverklaarde keurmeesters van de Nederlandse literatuur pavloviaans te smalen.
Brood en spelen is het derde en totnutoe meest omvangrijke deel van Bart Chabots tetralogie over Herman Brood. Brood en spelen bestrijkt de jaren 1998-2000, waarin Chabot, Brood en Jules Deelder het theaterprogramma Apocrief verzorgden, dat werd aangekondigd als een avond van literair variété, maar dat in de praktijk avond aan avond uitliep op een twee uur durende herdefiniëring van het begrip `anti-theater'. Het theaterpubliek, zo blijkt uit Brood en spelen, verliet na zo'n avond van de drie heren soms volkomen groggy de zaal.
Dankzij Brood en spelen krijgen wij nu niet één maar vrijwel álle avonden gepresenteerd in een boek van bijna zevenhonderd bladzijden. Zoveel Deelder-en-Brood-geweld zullen weinigen in een keer kunnen doorstaan. Brood en spelen heeft daarom iets van een zapboek; je bent aan het schotsen springen, van dialoog naar dialoog, op zoek naar het verhaal áchter het vriendenproject Apocrief. Dat versluierde verhaal is de motor die Brood en spelen gaande houdt: het is het beklemmende getuigenverslag van de neergang van Brood, een neergang waar niemand eigenlijk meer serieus rekening mee had gehouden omdat 's lands beroemdste drugsverslaafde immuun leek te zijn voor iedere vorm van aftakeling. Mede door zijn schijnbare ijzeren gestel werd Herman Brood de belichaming van de multigebruiker en beroepsverslaafde als dekselse kwajongen.
Brood en spelen toont echter de achterkant van deze Pietje-Bellgestalte van Herman Brood. Het is een ontluisterend boek geworden. Brood testte tijdens Apocrief uit hoever hij kon gaan in het sarren en bedotten, in het minachten en kleineren van zijn publiek. Daarin ging hij ver, erg ver. Hij verstoorde de voorlezingen van zijn sparring partners Deelder en Chabot. Hij liep weg van het podium zodra hem iets niet zinde. Hij begon vaak pardoes te zingen, zo vals als een kraai, dat ook nog. En regelmatig ging hij tijdens de voorstellingen met de billen bloot – letterlijk. Vooral dat laatste moet de theaterbezoekers uiterst ongemakkelijk hebben gestemd, want onze held had in 2000 besloten om serieus af te kicken, en dat had weer als bijverschijnsel een toenemende incontinentie waartegen niets anders meer hielp dan het dragen van een luier. Brood droeg die luier met een epaterende trots. Zijn exhibitionisme werd er niet door gestuit. Zoals in Francis Ford Coppola's Apocalypse Now de Vietnamese rivieren rood kleuren door het bloed, zo raken in Bart Chabots Brood en spelen een aantal vaderlandse theaterpodia gehuld in een diepbruine mist. In het bijzonder het publiek in het Rotterdamse Luxortheater maakte medio 2000 kennis met Broods goedgevulde luier.
De tapes uitwerkend ontdekte Chabot dat Herman Brood Apocrief moet hebben beschouwd als zijn zwanenzang. Een aantal keren tijdens de tournee maakte Brood toespelingen op zijn aanstaande zelfmoord. Die hints gingen verloren in het tumult op en achter het podium. Brood besefte vermoedelijk dat hij na Apocrief nergens meer toe in staat zou zijn. Daarom ook wilde hij dat de tournee legendarisch zou worden als onnavolgbare wanprestatie; als grensverleggende theaternachtmerrie. Nog één keer schitteren en schmieren op het podium. Maar ook: nog één keer zonder enige concessie de anti-held spelen, en zichzelf in een soort programmatische schaamteloosheid tentoonstellen. Bovendien maskeerde hij niet langer de miezerigheid van de radicale junkie. Die instelling levert in Brood en spelen menige `Publiek, ik veracht U'-scene op. Maar het mirakel is dat het publiek zich nauwelijks liet provoceren door het anti-theater van Brood en hem schaterlachend dood bleef knuffelen.
Die verstikkende omhelzing van het publiek accentueert in Brood en spelen de tragiek van de man die graag de rat wilde zijn, maar tot nar werd gedomesticeerd. Nog droeviger was het dat Herman Brood zich uiteindelijk ging gedragen naar dat opgeplakte imago van vrolijke Swiebertje-junk. Men vroeg, hij draaide. Brood en spelen is te lezen als een postume rehabilitatie. Swiebertje verdwijnt hier in de coulissen, Lenny Bruce komt ervoor in de plaats. Broodje gezond was het portret van Herman-de-jongen als paljas, schelm, energieke veelgebruiker. Brood en spelen vereeuwigt Brood-de-man als nihilist, spookrijder, schaamteloze saboteur.