Om met het laatste te beginnen: het feit dat het stakingswapen vlijmscherp is, maakt mensen als Kol juist ongerust. In de eerste helft van de twintigste eeuw zagen ondernemers soms kans om de arbeiders maanden buiten de bedrijfspoort te houden, omdat het stakingswapen toen vaak tamelijk bot was.
De gevolgen van een staking waren zeer lokaal en al was het niet prettig, voor het bedrijf waren de verliezen niet enorm. Juist nu, nu de economie zich kenmerkt door een grotere onderlinge verwevenheid en afhankelijkheid, kunnen stakingen in korte tijd grote maatschappelijke gevolgen hebben. Eerder dan de vermeende botheid van het stakingswapen, is het deze scherpte die mensen als Hofstra en Kol ongerust maakt. Het andere punt is dat de emancipatie van de werknemers ,,nu wel'' voltooid is. Juist die woorden `nu wel' geven aan dat Kol eigenlijk bedoelt te zeggen dat mensen niet meer moeten zeuren. Maar zijn de werknemers echt geëmancipeerd? Hebben zij fundamenteel meer in de melk te brokkelen dan pakweg honderd jaar geleden? Als het management of de aandeelhouders besluiten dat een bedrijf dicht moet, blijft het dan open omdat de werknemers het er niet mee eens zijn? Eenieder kan het antwoord op deze vraag vrijwel dagelijks uit de krant halen.
Kol vindt eigenlijk dat er een stakingsverbod moet komen met verplichte arbitrage en hij beveelt deze aan als een mooie, moderne taak voor het nieuwe kabinet. De ondernemers-ministers in dit kabinet zullen hier misschien wel oren naar hebben, maar modern is het idee zeker niet. In de voormalige Sovjet-Unie bestond een dergelijk systeem en verder heeft het korte tijd bestaan in een klein aantal landen, waaronder het Portugal van Salazar. Als dat het is waar prof. Kol naartoe wil, laat hij dat dan gewoon zeggen, maar mij doet het gruwen.