Nederland gaat steeds hoger bouwen. Het record staat nu op 151 meter (Delftse Poort), maar de Parkhaven Toren nabij de Rotterdamse Euromast kan 392 meter hoog worden. Het is hier niet echt nodig, niet iedereen vindt het een lust voor het oog en dus dringt de vraag zich op: is het eigenlijk wel verstandig om zover te gaan? Kan de grond het wel hebben? Is het wonen en werken in de torens wel aangenaam? En veilig?
`Verstandig' is misschien niet het eerste woord dat prof.ir. J. Berenbak te binnen schiet. Berenbak, verbonden aan de afdeling bouwtechnologie van de Delftse faculteit bouwkunde, beaamt dat het westen van Nederland niet bij uitstek geschikt is voor de nieuwe hoogbouw. Het kan er flink waaien en de zandlagen die de kolossen moeten dragen liggen diep. Je zult al gauw palen van veertig of vijftig meter diep de grond in moeten brengen: stalen buispalen die ter plekke met beton moeten worden gevuld.
Maar er zijn geen technische belemmeringen om ver de hoogte in te gaan. Het is, simpel gezegd, een kwestie van de kolommen onder in het gebouw wat breder maken. In principe kun je een toren door staal en door beton laten dragen, de keuze wordt vaak bepaald door de snelheid waarmee je bouwen wilt.
In het westen zal het windklimaat zware eisen stellen aan de stijfheid van een toren. Daar staat tegenover dat er geen rekening hoeft te worden gehouden met seismische activiteit, met aardbevingen dus. In Zuid-Limburg, in de omgeving van Aken, zijn kleine aardschokken niet ongewoon en daar moet je je ontwerp op afstellen, voor zover althans de wind niet voldoende stijfheid vraagt.
Overigens spreken de wettelijke voorschriften die in het `Bouwbesluit' zijn vastgelegd nergens over aardbevingen of bodemtrillingen. De enige calamiteiten die genoemd worden zijn gasexplosies, extreme grondwaterstanden en botsingen van een voertuig. Maar, zegt Berenbak, je hebt natuurlijk als ontwerper of bouwer van een toren een eigen verantwoordelijkheid.
Het Bouwbesluit heeft eigenaardig genoeg alleen eisen vastgesteld voor gebouwen tot 70 meter hoog. Hogere gebouwen moeten daaraan `gelijkwaardig' zijn wat betreft veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiegebruik en milieubelasting. Of dat in een bepaald geval zo is wordt in onderhandelingen met de gemeentelijke dienst bouw- en woningtoezicht bepaald. Maar het Bouwbesluit, met zijn talrijke verwijzingen naar NEN-voorschriften, is zo hermetisch dichtgetimmerd dat op dit gebied niet veel gemeentelijke willekeur kan ontstaan.
In de Rotterdamse Parkhaven Toren, als-ie er komt, zullen zowel woningen, kantoren als hotels zijn opgenomen. Veel verschil is er niet tussen het ontwerpen van woon- en kantoortorens, zegt Berenbak. Vaak zie je dat kantoorverdiepingen wat hoger zijn, maar ook woningen worden de laatste tijd hoger. Alleen het `wiebelen' van de torens onder invloed van de wind mag voor woningen minder zijn dan voor kantoren. Onderzoek heeft aangetoond dat mensen van versnellingen die zij in de lengterichting van hun lichaam ondergaan eerder `zeeziek' worden dan van dwarse versnellingen. Omdat in woningen (horizontaal) geslapen wordt en in kantoren niet, mag de wiebel-versnelling in kantoren maximaal 0,2 m/s² zijn en in woningen maar 0,1 m/s². De stijfheid van zo'n Parkhaven Toren zou dus door de woningen worden bepaald.
Om het `wiebelen' van de torens binnen de perken te houden wordt een min of meer vaste verhouding tussen basis en hoogte aangehouden. De hoogte is nooit meer dan zes- à zevenmaal de diepte. Of, andersom gezegd: een toren van 400 meter hoog kan makkelijk een diepte van 60 meter hebben. Dat schept problemen bij de toetreding van daglicht waaraan in landen als Duitsland en Nederland zwaar wordt getild. Toetreding van daglicht in kantoren is hier wettelijk geregeld, en het blijkt, zegt Berenbak, dat de persoonlijke eisen nog boven de wettelijke eisen liggen.
Wat in de praktijk van de ontwerper wordt geëist hangt vaak af van de ondernemingsraad. De ontwerpers van de Kommerz Bank in Frankfurt (250 meter hoog) gaan er prat op dat in alle kantoren daar daglicht kan binnendringen. Daarvoor wordt zoals meestal bij dit soort torens gebruik gemaakt van een ruim atrium dat van onder tot boven door het hart van het gebouw loopt.
In Angelsaksische landen bekommert men zich veel minder om de beschikbaarheid van daglicht. In zeer diepe kantoren, zoals die van de verwoeste Twin Towers, wordt gewoon de hele dag onder kunstlicht gewerkt. Ook aan de mogelijkheid om, ondanks de aanwezigheid van airconditioning, een raampje open te zetten hechten Amerikanen minder dan Europeanen. Europeanen vrezen het `sick building syndrome', Amerikanen kénnen dat nauwelijks. Om aan de psychische nood van de Europeanen tegemoet te komen wordt er wel geventileerd op het atrium of worden er, zoals bij de Kommerz Bank, dubbele gevels aangebracht: daar wordt de lucht tussen de gevels ververst. Soms zijn, min of meer symbolisch, kleine raampjes aangebracht die open kunnen.
Aan het voorkomen en opvangen van brand in woon- en kantoortorens wordt veel aandacht besteed. Er zijn aparte stijgleidingen met ondersteuningspompen voor de wateraanvoer van de brandweer, de brandweer zelf maakt gebruik van speciale liften die extra brandwerend zijn. (In de VS wordt sinds kort al veel brandweermateriaal op voorhand in de torens gebracht.) Er zijn noodstroomvoorzieningen en in kantoren zijn sprinklerinstallaties voorgeschreven. Er worden rookvrije compartimenten aangelegd waar personeel of bewoners een brand geruime tijd kunnen uitzitten. Het schort, kortom, niet aan aandacht voor het speciale brandrisico.
En nu, zegt Berenbak, nu wilt u weten of die hoge gebouwen bestand zijn tegen de inslag van een zwaar vliegtuig, want dat wil iedereen tegenwoordig weten. In principe kun je zó bouwen dat de inslag van bijna elk vliegtuig is op te vangen. De Twin Towers waren in 1970 ontworpen op een botsing van een Boeing 707 van 100 ton en eigenlijk hebben zij de 767's vorig jaar verwonderlijk goed doorstaan. Maar hoe groot is de kans op zo'n inslag? De vliegtuigen worden steeds zwaarder, je kunt wel bunkers gaan bouwen, maar je kunt het geld ook beter besteden. Je kunt beter betere vluchtwegen aanleggen.