Ruimteschepen zijn het, die wolken met hun bolle buiken, en de groene kikker op het blad naast een roze waterlelie is een volmaakt vermomd buitenaards wezen. Als je goed luistert hoor je hem `phone home!' kwaken. Of is hij Elvis Presley, even terug om te kijken hoe we het er zonder hem afbrengen?
Een eindje verder hebben de lelies ook gele harten, maar zijn ze wit. Weer verderop, waar het hoge riet uitzicht biedt op grote plassen met ruige eilandjes, zijn de waterbloemen eenvoudiger van structuur en egaal geel en groeien ze op elkaars platte bladeren in dichte plukken, als grote drijvende sofakussens. De wind waait niet te hard en ook niet te zacht, de wolken worden witter, alleen maar om aan te duiden hoe mooi blauw de lucht is. Niet knal- of hardblauw; zachtblauw. De zon brandt, maar die verbrande schouders zal ik vanavond pas opmerken, nu voelt branden nog als aaien.
Bestaat dit weer, deze lucht? Bestaan deze versgemaaide graslanden, deze weilanden vol koeien? Bestaat deze zwarte stern met zijn soepele duikvluchten tot net boven het water? Loop ik echt over deze smalle grasdijk waar hoog gras en zuring staan en mijn schenen worden geschramd door hoog opgeschoten distels; waar ik even dekking zoek onder de bloesem van de bereklauw, met bloemetjes op een hoogte van een meter of twee in de vorm van een oosterse parasol?
`Het Groene Hart is fictie', schrijven de inleiders van het net verschenen boekje dat 191 kilometer Groene Hart pad ontsluit. De stad is overal, beamen ze, en de rest is landbouwgrond. Maar, vervolgen ze, `juist de wandelaar zal ontdekken dat het gedroomde Groene Hart wel degelijk bestaat.'
Een droom, dus. Ik voel mijn enkels bewegen, ik zwaai met mijn armen; hakken-tenen-hakken-tenen. Ik loop echt, ik weet het zeker, maar dit wandelpad voert door dromenland.
Dromenland is mooi. Libellen met lange blauwe lijven en warme fleece-vleugels gaan als verkenners vooruit. Ze landen, constateren `alles veilig', wenken en stijgen weer op. De meerkoet is ook hier een agressief kreng en verjaagt een mama-eend en haar kinderen ten gunste van haar eigen stel schreeuwende rode snaveltjes.
Omdat je ergens moet beginnen met zo'n pad, volgen we de oever van het riviertje de Meije dat zal voeren naar het eeuwenoude, bochtige kanaal de Grecht. De Meije biedt aanvankelijk vooral wandelcorvee. Het riviertje is mooi, als je het kunt zien. Maar het is zelden zichtbaar, veelal gaat het schuil achter heggen en villa's. Dit zou niettemin mooi lopen kunnen zijn als de weg niet geel zag van de wielrenverenigingen (T.C. Stompwijk) die, je kunt het ze niet kwalijk nemen, met een bloedgang voorbij suizen. Een skeelster maakt voor onze ogen zo'n enorme smak dat ze getroost moet worden, beklopt, opgeraapt en terug op haar wieltjes gezet.
Dan bereikt de route eindelijk de rand van riet en water. Rust zet in. Een ooievaar vliegt over, een stel kalveren zakt door de knieën, drinkt, heft de druipende kinnen en begint op een rijtje met ons te sjansen als een stel schoolmeiden. Knijp in mijn arm. Dit mag geen droom zijn.
Kaart 11 t/m 14 (16 km) uit: Groene Hart pad Wandelen in het Nationale Landschap Groene Hart. Uitg. NIVON. Openbaar vervoer is niet beschikbaar. Taxi tel. 0348 414000/412996.