Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Sport

Jamboree

Het WK 2002 kende een vlekkeloos verloop, was van een prehistorische liefelijkheid, koketteerde met normen en waarden alsof ze een sacrament waren, schitterde in een Wimbledonachtige behaagzucht die zelfs hofdames kon vertederen. Een jamboree uit de vorige eeuw.

Een toernooi zonder zwembadaffaire.

De kapsels van Ronaldo en van Beckham zijn de uitspattingen van moderne voetballers. Zelfs de Engelsen gedragen zich tegenwoordig als een karavaan van engelen. De tijd dat Gascoigne, volgegoten met Lager, een heel vliegtuig verbouwde lijkt eindeloos ver weg. Het heeft iets van een collectieve bekering: eerst het staatsraison dan de pret. Voorganger in de de versterving is Sven-Göran Eriksson. De Engelse bondscoach ziet er ook uit als een diepgevroren kantoorklerk met licht tuberculosetintje – geen leven meer in te krijgen.

Voetbal als gezelschapsspel van de herensociëteit: doe mij dan maar FC Zwolle. Het mag er op en rond de velden best een beetje beschaafd aan toegaan, maar ik wil nog wel iets van de erfzonde terugzien. Vooral na de wedstrijd is het verlangen naar een verlicht kannibalisme van spelers altijd mooi meegenomen. Voetballers zijn tenslotte niet gebouwd op cake en thee, zoals Kim Clijsters en Richard Krajicek. En mijn vader zei altijd: de natuur moet zijn werk doen.

Het WK 2002 lijkt wel de voorpost van een wereldomvattend ethisch reveil: geen rebellie, geen affaires, geen doping, geen rel, zelfs geen roddel. En dit alles in de regie van Sepp Blatter, de Don Corleone van de FIFA. Van enige smetvrees ten aanzien van de heer Blatter was in Japan en Zuid-Korea trouwens niets te merken. Sepp kronkelde zich als een vis in het water van egard naar egard, van handkus naar schouderkop, van conspiratief gestamel naar luchthartige conversaties. Premiers, sponsors, bloemenmeisjes, ingehuurde ijdeltuiten, als in een door een robot gecommandeerde stralenkrans verenigden ze zich rond de dubieuze voetbalpreses. En morgen doet de Duitse bondskanselier Schröder er nog een schepje familiariteit bovenop, reken maar. In Sepp Blatter voltooit zich de tragedie van elk ethisch reveil: het eindigt in hypocrisie. Dat deze bovenbaas in de stadions van Pusan en Saitama de glorie van de vermoorde onschuld, van zichzelf, van het voetbal en van het WK zonder enige tegendraadse rimpeling mocht belichamen zegt alles over het epos van schijnheiligheid dat bezit heeft genomen van onze volkssport.

Zelfs de Braziliaanse selectie – van oudsher een explosieve cocktail – had opeens het mysterie van de eenvormigheid van de groep ontdekt. Niet dat Rivaldo, Ronaldinho en Ronaldo elkaar van harte een doelpunt gunnen, maar ze houden wel de schijn op van teamspirit. Van een hoger belang dan individuele pathos, ja zelfs hoger dan hun feminiene gerief. Opeens ontstond er iets als tricolore generositeit, zoniet uit het hart, dan toch uit de wreef.

Duitsland? Niets aan de hand. De Mannschaft wordt geterroriseerd door een aseksueel: Oliver Kahn. De doelman schreeuwt elke geheime verlokking van de selectie in flarden, beukt als een grasmaaier in op de buitenaardse driften van Schneider en Hamann, verschrompelt Rudi Völler tot een wezenloze hemelfietser met een schabouwelijke bek.

De sacrale ambiance van dit WK is nog het best verwoord door Jan Roels, perschef van Guus Hiddink en gevolg. Op een mooie zomeravond stapte Jan resoluut naar de politie. Gebiedend zei de perschef: ,,Kunnen die gillende meiden niet een straat verderop worden ingeplant?'' Jan en zijn spelers hadden effe geen trek in wereldse geluiden.

Ach voetbal: het blijft religie.

Gelukkig is er nog De Telegraaf. Wat lees ik in de krant van wakker Nederland? `De ontembare leeuwen van Senegal zijn na het wereldkampioenschap veranderd in partytijgers. Op Taiwan deed de selectie bij een tussenstop van 33 uur een beroep op 37 callgils om de nederlaag tegen Turkije te helpen vergeten.'

Zevenendertig callgirls.

Als Senegalees zijnde zou ik zeggen: dat vergeet ik van mijn hele leven niet. Dan nog in Taiwan, waar het altijd oorlog is. Maar ook Senegalezen hebben een thuisfront. Ik denk nu aan mevrouw Fadiga. Toen het WK begon zat ze nog als de mooiste Belgische praline in een VRT-programma trots te wezen op haar hoogst persoonlijke middenvelder. Voor mevrouw Fadiga is het WK 2002 geëindigd in een nachtmerrie: vergeten kan niet meer.