De gemeten prijsstijging is veel meer dan De Nederlandsche Bank (DNB) begin dit jaar becijferde. DNB zei toen dat er nauwelijks een `euro-effect' bestond. Maar de ING peilde over een langere periode, voor en na de entree van de nieuwe munt. Sommige bedrijven, zo bleek, verhoogden hun prijzen geruime tijd voor de invoeringsdatum van 1 januari of wachtten juist enige maanden. Dat laatste geldt vooral voor de supermarkten, die hun verhogingen uitstelden tot maart en april. Hoofdschuldigen aan het euro-effect zijn volgens de ING de kappers, restaurants, snackbars en cafés. In deze sectoren is uit de invoering van de euro een slaatje geslagen, aldus de onderzoekers. In de kappersbranche is, zo stelt de ING, sprake van ,,excessief misbruik van de euro''. De Consumentenbond kaartte al eerder scherpe prijsstijgingen aan in sommige branches als gevolg van de euro.
De ING ondervroeg ook consumenten. Veel ondervraagden zeiden dat ze nu minder geld overhouden. Dit komt behalve door de gestegen prijzen, ook doordat veel mensen meer uitgeven dan ze beseffen. De onderzoekers spreken van `geldillusie': consumenten hebben bij voorbeeld niet door dat 11 euro bijna evenveel is als 25 gulden. Hoe minder tijd klanten nemen, hoe vaker ze de europrijs in waarde onderschatten. Dat geldt vooral voor dagelijkse boodschappen. De mensen beseffen dat wel, maar letten desondanks niet beter op de prijzen. De euro-effecten treffen vooral alleen- en samenwonenden zonder kinderen, omdat die relatief vaker buiten de deur eten en drinken. De prijzen van hun gewone aankopen zijn 1,2 procent duurder geworden. Voor AOW'ers en gezinnen met kinderen is dat 1,0 procent.