Een goed idee om dan een kippenboerderij te stichten. Kippen horen tot het proletariaat van het gevogelte. Ze zijn de nederigste wezens onder wat we `onze gevederde vrienden' noemen. De vriendschap komt meestal van één kant en dat is niet de onze. Eerst leggen ze eieren, dan worden ze gebraden en opgegeten. Ik beken dat ik ook wel eens kip eet. Maar aan de andere kant weet ik dat kippen, na honden en katten, tot de dankbaarste dieren horen om mee te praten. Zoek in deze vakantie eens een ouderwetse ren op en begin uw toktoktok. U weet zelf niet wat u zegt, maar de kippen begrijpen het. Verlegen tokken ze terug. Ze komen dichterbij om u te bekijken. Rare kip maar wel te vertrouwen. Hoogstzelden komt het in onze moderne tijd nog voor dat een kip van ouderdom sterft. Misschien gebeurde dat in de vroegste begin van Ouwehands Dierenpark.
In de Volkskrant is een debat gaande over de vraag of een mens een mug mag doodslaan en zoja, onder welke omstandigheden. In de treinkrant Metro las ik een brief van een lezer, tevens sportvisser, die zeker weet dat vissen geen pijn kunnen lijden. Ik had een leraar staatsrecht, meneer Noordewier, die weigerde bossen bloemen in ontvangst te nemen. Dat was een verzameling afgesneden geslachtsdelen van planten. In die opvatting werd hij gesteund door D.H. Lawrence niemand minder.
Op de opiniepagina van deze krant van 26 juni staat een bijdrage van de historicus Sybrand Buve, die met reuzenschreden door de geschiedenis van de verhouding tussen mens en dier loopt. Ik dacht nog aan het verhaal over de twee Nederlandse toeristen die hun lievelingshondje hebben meegenomen naar Bangkok, ook naar het restaurant waar ze 's avonds gaan eten. Ze geven het tekkeltje af bij de garderobe. Willen het na de maaltijd weer terug, maar dat gaat niet want ze hebben het opgegeten. ,,Op z'n tijd een biefstukje eten'', schrijft Buve, ,,kan een bewijs van democratische gezindheid zijn.'' In Jacopetti's film Mondo Cane is een scene waarin Mexicanen taco's gevuld met levende mieren eten. Close-up. Een mier probeert via de wang van de eter te ontsnappen, wordt genadeloos in de mond geveegd.
Ik begeef me niet in de onophoudelijk wisselende casuïstiek, naar tijd en plaats, van de verhouding tussen mens en dier. Maar het nadenken over verhouding op zichzelf beschouw ik als een blijk van beschaving. Dit nadenken is vrij, en goed beschouwd voor `de' mens de grootste uitdaging. Want nog nooit is het hem gelukt, leven in dode materie te blazen, terwijl dit toch juist zijn uiteindelijke ambitie is. Dat is de laatste, of de diepste oorzaak, of reden, om al het levende te bestuderen. Om achter het geheim te komen.
Sinds de Verlichting zijn dierentuinen oorden van opvoeding. Daar hebben vaders en moeders de beste kans om hun kinderen uit te leggen, aanschouwelijk, wat `het wonder van de natuur' is. Wezens die op zes poten lopen, op vier; die lopen, vliegen, kruipen of kronkelen, bijten, prikken, zuigen, die vachten hebben, of een pantser van chitine; die in bomen of holen of nesten wonen. In dierentuinen worden ze allemaal, in zoveel mogelijk hun natuurlijke omgeving, zoveel mogelijk met rust gelaten, opdat wij van de homo sapiens dat rustig kunnen gadeslaan, zonder het ooit te kunnen begrijpen. Of `ooit'? Ik verlies de moed niet.
Nu bestaat Ouwehands Dierenpark 70 jaar. Op de voorpagina van Het Financieele Dagblad in het Engels, het dagelijks bijvoegsel van de International Herald Tribune, 24 juni 2002, staat een foto van een bezoekstertje ik schat haar een jaar of tien dat wegens de feestelijkheid een gefrituurde sprinkhaan in haar mond laat verdwijnen. Een flinke sprinkhaan, duidelijk herkenbaar aan de vorm van zijn lichaam, zijn poten, zijn voelsprieten, dit alles ondanks het frituurvet.
Ik, als ouderwets kind, vroeg me af of de directie van Ouwehands wel eens een sprinkhaan goed heeft bekeken: de langwerpige gespeten kop, de sprieten, de dikke, hoge springpoten. Of ze daar ooit 's zomers naar zo'n insect hebben geluisterd. Of de kok van het Dierenpark de feestelijke lekkernij dood of levend in de frituur heeft laten verdwijnen. Dat zijn vragen die me niet zijn ingegeven door een of ander soort `fundamentalisme', maar door mijn ouders, en Jac. P. Thijsse en Multatuli.
Zoals ik zei: dierentuinen zijn ontstaan in de tijd van de Verlichting. En geloof me, ik gun iedereen de geweldigste lekkernijen, desnoods alles gefrituurd, maar een dierentuin is geen frietkraam. Volgens mij is het niet de bedoeling, van de hele samenleving één grote frietkraam te maken, en zeker niet van de dierentuinen. Erven Ouwehand, haal de sprinkhanen van het menu. U hoeft zich niet te schamen. Antonie van Leeuwenhoek (1632-1723), onze geniale microscopist, ontdekte het bestaan van God in de anatomie van een luis. Ik geloof in geen god, maar dit kan ik me goed voorstellen.
Nu het Vlaggelied van dr. J.P. Heije en W. Smits. Geachte lezers, ik dank u voor uw reacties, voor de gekopieerde muziekbladen, alle historische bijzonderheden over de oudvaderlandse liederenschat. Op het ogenblik dat ik dit schrijf, heb ik 108 brieven en e-mails gekregen, meer dan op welk stukje dan ook dat op deze plaats heeft gestaan. Uw wens, vrijwel algemeen, is dat de zangles op de lagere school moet worden hervat. Dat de minister van Onderwijs hiermee zijn voordeel moge doen!