Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Media

Asociaal

Vorige week beschreef ik hoe mijn vader getuige was van het afbranden van het Paleis voor Volksvlijt en hoe hij vervolgens in grote vaart naar het Amstelhotel fietste om dit nieuws naar de redactie van Het Volk door te bellen. Op mijn stukje heb ik nogal wat reacties gekregen. Verschillende lezers hebben mij erop gewezen dat mijn vader dit voorval niet alleen heeft beschreven in Het Volk van 18 april 1929, maar dat hij er in het in 1957 uitgegeven boek Weet je nog wel op terug is gekomen.

De versie van 1929 wijkt af van die van 1957 en wijkt ook weer af van de huisversie die mijn vader vertelde als hij op zijn praatstoel zat. Zijn verhaal over de brand is in de loop der jaren steeds mooier geworden. Ik houd het er nu op dat de versie van 1957 de juiste moet zijn. Daaruit blijkt dat mijn vader in 1929 een enorme primeur heeft gemist door een stommiteit van zijn eigen krant. Dat kon hij een dag na de gebeurtenis natuurlijk niet breed in de kolommen uitmeten.

Volgens de versie van 1957 vond in 1929 het volgende dialoogje plaats tussen mijn vader en de dienstdoende redacteur aan de andere kant van de lijn:

,,Het Paleis voor de Volksvlijt staat in brand.''

,,Fijn kerel. Ga maar lekker kijken.''

,,En de krant?''

,,Die is dicht.''

,,Kun je hem niet openhouden?''

,,Denk ik niet aan, mag niet van de baas. Ik mag geen seconde te laat komen. Anders ga ik eruit.''

,,Riskeer het dan.''

,,Ik zal wel gek zijn, ik heb het zwart op wit. Dag kerel.''

En zo verschenen de volgende morgen alle dagbladen met extra edities, behalve dan Het Volk, ,,want die was op tijd verschenen, zonder één regel over de grootste brand die de hoofdstad in vele, vele jaren had getroffen.''

Door al het tumult de afgelopen week bij de actualiteitenrubriek Nova moest ik trouwens opnieuw aan mijn vader denken. Mijn vader was een man van de linkse beweging. Als journalist bij Het Volk was je automatisch lid van de SDAP. Hij was bevriend met Vorrink en andere socialistische kopstukken. Even heeft hij zich ook nog aangesloten bij de OSP van Jacques de Kadt. Maar hoe links hij ook was, aan het eind van zijn leven had hij een paar kritische wetmatigheden ontdekt. Een van die wetmatigheden luidde: ,,Hoe linkser een bedrijf, hoe asocialer het personeelsbeleid.'' Grootse idealen veroorzaken altijd individueel onrecht, want waar gehakt wordt vallen individuele spaanders. Daar is volgens de theorie niets aan te doen.

Zoiets is ook bij Nova aan de gang. Als je het Volkskrant-interview leest met Nova-hoofdredacteur Rik Rensen, die als een soort Feldwebel totale solidariteit eist – commitment heet dat tegenwoordig – met het beleid dat hij zich in zijn hoofd heeft gezet, begrijpt onmiddellijk dat niet de drie huidige presentatoren het veld zouden moeten ruimen, maar de hoofdredacteur zelf. Zoiets bekokstoven achter de rug om van je eigen redactie, dat doe je nu eenmaal niet als fatsoenlijk mens. Bovendien: iemand die bij Nova zit en niet beseft dat zoiets voortijdig in de krant komt, is wel een enorme oliebol.

De rol van de aartsintrigant Felix Rottenberg past volkomen in dat beeld. Een andere wet van mijn vader luidde dat je naar boven altijd een grote bek opzet, maar dat je je naar beneden correct en met mededogen gedraagt. Rottenberg is daarentegen het type van iemand die graag met bazen praat, maar die `het personeel' nauwelijks ziet staan. Daar hebben ze bij de zender AT5 wel ervaring mee. Met Rottenberg als kijkcijferkanon wordt het trouwens helemaal niks. Ik heb wel eens de kijkcijfers gezien van zijn veel geroemde programma Duivels. Die waren bijna altijd: 0,0.