De verzonden brieven waren geadresseerd aan een bedrijf in Ridderkerk, kabelmaatschappij UPC, een restaurant in Utrecht, een filiaal van de Rabobank in Meijel, de universiteit van Nijmegen en een school in Leeuwarden.
In een geval was een minderjarige bij de verzending betrokken.
De verdachten worden vervolgd op grond van artikel 285 van het wetboek van strafrecht (bedreiging met ernstige misdrijven) en artikel 142 (rustverstoring).