Aan de Witte Singel, naast het Faciliteitengebouw van de Leidse universiteit, schildert de Stichting TEGEN-BEELD vanuit een bootje haar zoveelste muurgedicht ter verfraaiing van de stad. Op een strook gebroken wit, vlak boven de waterlijn, verschijnt in vreemde indigoblauwe karakters een Boeginese élong – een taal die gesproken wordt op Sulawesi. `Gereisd heb ik, overal, maar nooit trof mijn oog groter wijsheid dan hier', luidt de vertaling van het gedicht. Het is geschreven in de negentiende eeuw, toen het gebied nog Zuidwest-Celebes heette.
De élong prijkt op het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde, dat zich richt op de geschiedenis, talen en antropologie van Zuidoost-Azië (vooral Indonesië), Oceanië en de Caraïben. Het is ter gelegenheid van de 150ste verjaardag aangebracht ter hoogte van de bibliotheek. Arrogantie van een instelling waaraan altijd de geur van Leidse saaiheid en conservatisme heeft gekleefd? Of een verwijzing naar `de schat aan wijsheid die in zijn collecties is opgesloten', zoals het programmaboekje met de festiviteiten `niet zonder zelfspot' zegt?
``We zitten met het KITLV in een letterlijk erg grijs gebouw'', zegt Gert Oostindie, sinds vorig jaar directeur. ``Die gedichten horen bij ons en verklappen aan de buitenwereld wat we doen. We willen geen in zichzelf gekeerd instituut zijn. Wie iets wil weten over actuele ontwikkelingen in Indonesië of de Caraïben moet de weg naar het KITLV weten te vinden. In dat kader past ook de Indonesië-watcher die we binnenkort aanstellen.''
Met Oostindie, die tot voor kort de Caraïbische afdeling leidde, heeft het KITLV voor het eerst in zijn geschiedenis een directeur die geen Indonesië-expert is. Iemand ook die het publieke debat niet schuwt. Of het nu over Fidel Castro gaat, het bevriezen van de Nederlandse ontwikkelingshulp aan Suriname, of het streven naar een slavernijmonument: Oostindie maakt van zijn hart geen moordkuil. Dat is nieuw. Je mening uiten over politiek gevoelige onderwerpen is geen traditie binnen het KITLV. ``Altijd speelde de angst het contact met de macht te verliezen'', zei Michiel Baud, hoogleraar Latijns Amerika en auteur van het Zorreguieta-rapport (en nazaat van KITLV-oprichter J.C. Baud), vorige week zaterdag tijdens de officiële viering van het jubileum in het Rijksmuseum voor Volkenkunde. ``Voorzichtigheid en respectabiliteit staan voorop.''
Hij kreeg bijval van de historicus Henk Schulte Nordholt en de socioloog Jan Breman. ``Politiek is door het instituut niet per ongeluk over het hoofd gezien'', zei de laatste, ``maar doelbewust weggemasseerd.'' Schulte Nordholt karakteriseerde het KITLV als ``een mislukte conservatieve denktank''. ``Men opereert in de schaduw van de macht en voelt zich daar behaaglijk. In de jaren zeventig en tachtig is géén onderzoek naar de Indonesische politiek verricht terwijl daar toch alle reden toe bestond. Het is tekenend dat de collectie van Indoc [de Stichting Indonesië Documentatie die materiaal verzamelde over zaken als vrouwenemancipatie en arbeidsverhoudingen, red.] na de opheffing niet bij het KITLV is beland maar bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam.''
Oostindie begrijpt de kritiek, maar vraagt zich wel af hoe het anders had gemoeten. ``Er is maar één plek met zo'n omvangrijke bibliotheek, met zo'n fantastisch documentatiecentrum als het KITLV. Die zijn het resultaat van 150 jaar onafgebroken acquisitie en betekenen voor de buitenwereld toch de kern van ons bestaan. Als je als KITLV met een uitgesproken optreden in een gevoelige kwestie een rel ontketent, bestaat de kans dat je een gat van tien jaar in de collectievorming bewerkstelligt! Dat moet je niet willen, al vind ik dat in het verleden wel erg schichtig met politiek is omgegaan. Maar met optredens à la Luns of Pronk waren we al lang Indonesië uitgeknikkerd. Onze vertegenwoordiger in Jakarta is heel belangrijk. Via hem beschikken we over microfilms van de complete hedendaagse Indonesische pers, ook de obscure, en over video's met het Indonesische tv-journaal. Dat zijn schitterende bronnen. Overigens, nu het politieke klimaat in Indonesië is veranderd, geven we als KITLV wel het boek A country in despair, Indonesia between 1997-2000 van islamkenner Kees van Dijk uit. Dat kun je moeilijk een voorzichtig boek noemen.''
Leesbaar boek
Het jubileumboek van het 150-jarige KITLV, Tussen oriëntalisme en wetenschap, is geschreven door de Utrechtse historicus Maarten Kuitenbrouwer. Hij kreeg een vrije opdracht, al klaagt bestuursvoorzitter Reimar Schefold in zijn ten geleide dat een aantal ereleden van het KITLV een uitvoeriger behandeling had verdiend. Kuitenbrouwer heeft geen instituutsgeschiedenis geschreven, maar het KITLV in zijn historische context geplaatst. Dat levert een zeer leesbaar boek op, met als kritiekpunten dat in het boek geen internationale vergelijkingen worden getrokken en dat de buitenlandse KITLV-leden worden overgeslagen, terwijl ze toch een fors deel van het totaal uitmaken.
Centraal in het boek staat de vraag in hoeverre het KITLV in zijn wetenschapsbeoefening gekenmerkt werd door oriëntalisme. Dit omstreden begrip is in 1978 geïntroduceerd door de Amerikaan Edward Said – ``de heilige van Columbia University'', sneerde Cees Fasseur vorige week zaterdag tijdens een paneldiscussie over Kuitenbrouwers boek. Said, Palestijn van geboorte, wilde de negatieve bejegening van het Oosten in de Westerse wetenschap en cultuur ermee aan de kaak stellen. Het oriëntalisme beschouwt het stagnerende, despotische en irrationele Oosten als het tegendeel van het dynamische, goed bestuurde en rationele Westen. Wat natuurlijk niet betekent dat oriëntalisten geen knappe boeken vol prachtige wetenschap hebben geproduceerd, zoals Kuitenbrouwer met zijn titel Tussen oriëntalisme en wetenschap lijkt te suggereren. Ook de taalgeleerde die het Oosten inferieur acht, kan een adequate grammatica afleveren.
Het begrip oriëntalisme is nog springlevend, verdedigt Kuitenbrouwer het Leitmotiv van zijn boek. Zo gaf de Amsterdamse godsdienstsocioloog Peter van der Veer in 1995 in zijn bundel Modern oriëntalisme de Leidse indologen in heden en verleden er flink van langs. Volgens Van der Veer, die het Nederlandse kolonialisme in Indonesië vergeleek met de Duitse bezetting van Nederland, leeft het oriëntalisme van oude KITLV-kopstukken nog steeds voort bij hun `postkoloniale apologeten' in Leiden. Als door een adder gebeten sabelde de Leidse historicus Henk Wesseling toen in een column in deze krant Van der Veer neer, onder de titel `Moderne domheid'. Andere Leidenaren reageerden niet minder aangebrand op de aantijgingen. ``Kennelijk was Van der Veers Amsterdamse stijl te polemisch en provocerend geweest om een zinvol debat mogelijk te maken'', stelt Kuitenbrouwer fijntjes vast.
Als er iemand in 150 jaar KITLV van oriëntalisme valt te betichten is het wel de eerste voorzitter: J.C. Baud. Deze conservatieve oud-minister van Koloniën waarschuwde in 1849 de liberaal Thorbecke ernstig voor zijn koloniale hervormingsplannen. ``Wij hebben niets met de Javanen gemeen'', hield Baud de kabinetsformateur voor. ``Taal, kleur, godsdienst, zeden, afkomst, geschiedkundige herinneringen, alles is verschillend tussen Nederlanders en Javanen. Wij zijn de overheerschers, zij de overheerschten! Die heterogeniteit sluit eene kiem van ontbinding of scheiding in zich. Zij zal eenmaal plaats hebben; door wijsheid en voorzigtigheid kan dat tijdstip vertraagd worden; door stelselzucht en roekeloosheid zal het worden vervroegd.''
Delft
Vanuit deze motieven werd op 4 juni 1851 het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde opgericht. Plaats van handeling was Delft, waar de opleiding voor koloniale bestuursambtenaren zetelde. Via het KITLV, dat in Den Haag werd gevestigd, hoopte Baud de koloniale wetenschapsbeoefening in Nederland, maar ook `de oogmerken eener regtvaardige, verlichte en welwillende Regering' te bevorderen. Tot de leden behoorden wetenschappers, zendelingen, ondernemers en bestuursambtenaren. Daarvan is na 150 jaar alleen de eerste categorie overgebleven.
De meeste status binnen het KITLV genoot aanvankelijk de taalkunde – land- en volkenkunde ontsteeg nauwelijks het niveau van borrelpraat. Vooral de non-conformistische Bijbelvertaler Herman van der Tuuk deed van zich spreken. Deze geniale atheïst verbleef vele jaren in Noord-Sumatra om er de taal in kaart te brengen van de Bataks, een woest volk dat zich met kannibalisme inliet. Als enige bracht bij respect op voor de talen en culturen die hij in Indonesië van nabij had leren kennen en hekelde hij de Nederlandse arrogantie.
Tot de bekendste KITLV-voorzitters behoort Christiaan Snouck Hurgronje, befaamd Leids arabist, islamkenner en regeringsadviseur voor de koloniën. Tijdens de Atjeh-oorlog adviseerde hij gouverneur Van Heutz de vijand te `assimileren' en niet te elimineren. Alhoewel Van der Veer zijn pijlen vooral op hem richt, vertegenwoordigde Snouck Hurgronje juist nog een relatief gematigde en humane variant van imperialisme en oriëntalisme. Zo hekelde hij in zijn adviezen racisme onder Nederlandse officieren en bestuursambtenaren en onder zijn invloed ging het KITLV een meer ethisch-liberale koers varen. In dezelfde geest opereerde de jurist Van Vollenhoven, die de studie van het inheemse Indonesische gewoonterecht (adat) oppakte en een serie van 45 Adatrechtbundels in gang zette die het KITLV tot 1955 zou uitgeven. Het heeft iets treurigs dat na de gebiedsoverdracht in 1949 de Indonesische nationalisten bitter weinig van adatrecht moesten hebben.
Met het wegvallen van Indonesië als onderzoeksterrein in 1949 verschoof de aandacht vanzelf naar Nieuw-Guinea. Pas toen in 1962 ook deze Indian summer voor de Nederlandse indologen voorbij was, kwamen Suriname en de Antillen goed in beeld, tien jaar later op het KITLV resulterend in de oprichting van een Caraïbische Afdeling. Intussen was de Nederlandse ontwikkelingshulp voor Indonesië van start gegaan, binnen welke context veel wetenschappelijke en culturele contacten werden georganiseerd. Zo coördineerde het KITLV het door het Directoraat-Generaal Ontwikkelingssamenwerking (DGIS) gefinancierde bilaterale Programma Indonesië Studiën, dat in 1970 begon. Tegelijk rees in Nederland verzet tegen de forse ontwikkelingshulp aan het repressieve Soeharto-regime. Het KITLV-bestuur, in 1976 door Amnesty International gevraagd om openlijk stelling te nemen tegen de vele politieke gevangenen in Indonesië, hield angstvallig de boot af. ``Op deze manier helpt het KITLV eraan mee de ware aard van het Soehartobewind en de werkelijke situatie in Indonesië te verdoezelen'', schreef toen Henk Maier, tegenwoordig in Leiden hoogleraar Indonesische taal- en letterkunde, in deze krant. Toen minister Pronk in 1992 de schending van de mensenrechten op Oost-Timor aan de kaak stelde, reageerde Soeharto met het afkappen van de Nederlandse ontwikkelingshulp, wat voor tal van KITLV-projecten het einde betekende.
Voorkeur
Sinds de verhuizing naar Leiden in 1966 heeft het KITLV een stormachtige groei doorgemaakt. Het instituut telt nu ruim 50 medewerkers, de Vertegenwoordiging Indonesië inbegrepen, en het ledenaantal van de vereniging schommelt rond de 2000. Inmiddels is het KITLV zijn zelfstandigheid kwijt en valt het onder de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, al blijven bibliotheek en uitgeverij eigendom van de vereniging. Na de benoeming in 1991 van Peter Boomgaard tot directeur is de onderzoekspoot versterkt, waarbij `maatschappelijke relevantie' de voorkeur kreeg boven `hobbyisme'. Boomgaard, hoogleraar ecologische geschiedenis van Zuidoost-Azië aan de Universiteit van Amsterdam, startte het interdisciplinaire EDEN-project (Ecology, Demography and Economy in Nusantara). De eerste fase, die de periode 1500-1850 besloeg, is inmiddels afgerond. Deze maand promoveerde Han Knapen op de ecologische geschiedenis van Zuidoost-Borneo voor het tijdvak 1600-1880; drie andere monografieën zijn in de maak.
Fase 2 van EDEN, over de periode 1850-2000, wordt intern gefinancierd: het in 1920 bij Indië-ondernemers losgepeuterde kapitaal van 200.000 gulden is door de explosie van de aandelenkoersen in de jaren negentig sterk in waarde gegroeid. Uitgangspunt zijn lacunes als onderzoek naar veeteelt, malaria en overbevissing. Zelf tekent Boomgaard voor de studie naar herbebossing en natuurbehoud op Java. ``Er is veel materiaal, de koloniale bosbouwers hadden een eigen tijdschrift. Het grote probleem is de bevolkingsgroei. De laatste jaren is het erg droevig, in bijna iedere krant worden goedkope teakmeubelen aangeboden. Vanwege de economische crisis is men op Java druk bezig de laatste teakbossen te kappen. Ik stuur mijn resultaten naar mensen in Indonesië, maar jammer genoeg krijg ik weinig respons. Wellicht verandert dat als EDEN is afgerond, hopelijk met een afsluitende conferentie, en we makkelijker naar buiten kunnen treden.''
Als het EDEN-project in 2004 afloopt wil Oostindie ervoor waken zich door de ``dictatuur van de relevantie'' de wet te laten voorschrijven. ``Voor bestuurskundig onderzoek zijn we eenvoudig niet geëquipeerd, dat moeten we als KITLV niet willen doen. Een nieuw Zuidoost-Aziatisch project moet hoe dan ook verankerd zijn in de mensen die we nu hebben. Het kan weer in de sfeer van geschiedenis liggen, of meer hedendaagse ontwikkelingen oppakken – daarover hebben we de expertise in huis. Maar een taalkundig project sluit ik zeker niet uit en het kan zijn dat iets 18de-eeuws ons beter past dan iets moderns. Het criterium is dat het wetenschappelijk deugt, niet dat men in Den Haag staat te applaudisseren.''
Maarten Kuitenbrouwer: `Tussen oriëntalisme en wetenschap. Het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde in historisch verband, 1851-2001.' KITLV Uitgeverij Leiden, 362 blz., geïll., ISBN 90 671 81749. Prijs: ƒ50,-.
Op vrijdag 22 en zaterdag 23 juni houdt het KITLV twee publieksdagen in het Centraal Faciliteitengebouw van de Universiteit Leiden, respectievelijk gericht op geïnteresseerden in de Caraïben en Indonesië. Zie www.kitlv.nl.