Het MoMA, opgericht in 1929, begon al in de jaren dertig fotografie te verzamelen. In 1940 richtte het als eerste museum in Amerika een speciale fotografieafdeling op. Onder leiding van curatoren als Edward Steichen en John Szarkowski groeide de collectie uit tot een van de meest toonaangevende ter wereld.
De afgelopen jaren heeft de fotoafdeling onder leiding van de huidige curator Peter Galassi de collectie geëvalueerd. Dit heeft geleid tot nieuwe aankopen, zoals de recente verwerving van 1.000 foto's van Lee Friedlander en 300 foto's uit de collectie van Thomas Walther. Tegelijkertijd werd besloten om doublures en foto's af te stoten die geen centrale rol in de collectie spelen. Volgens Galassi is de ingreep noodzakelijk om de collectie `levend en groeiend' te houden.
Onder de verkochte foto's bevinden zich onder meer een zelfportret van Edward Steichen uit 1898, enkele foto's van Eugène Atget (afkomstig uit de in 1968 verworven collectie van Bernice Abbott die kort na de dood van de fotograaf in 1927 diens nalatenschap redde) en verschillende opnamen van Walker Evans uit de periode waarin hij werkte voor de Farm Security Administration.
Van Alfred Stieglitz, recent nog te zien in een retrospectief in de Kunsthal in Rotterdam, worden enkele vroege werken uit zijn Photo-Secessionist-periode verkocht. Van Man Ray, onder verzamelaars nog altijd een van de meest gewilde fotografen, komen 13 foto's ter veiling. Ze komen oorspronkelijk uit de collectie van James Thrall Soby, een Amerikaan die in 1934 in Parijs een van de eerste monografieën van Man Ray publiceerde. Soby schonk in 1941 een deel van zijn verzameling aan het museum, waaronder een profiel van de schilder Picasso. De opbrengst van de veiling wordt door Sotheby's geschat op 3 miljoen dollar.