IK KIJK HAAR aan en ze staart terug. Felle, citroengele ogen met enorme zwarte pupillen. Haar blik zuigt zich aan mijn gezicht vast – je wordt er verlegen van. Volgens de oude Grieken was de steenuil (Athene noctua) de vaste metgezel van de godin van de wijsheid, Athene. Nog altijd zoekt de steenuil graag het gezelschap van de mensen. Zoals hier aan de Waaldijk bij Nijmegen, waar de zolder van een gammel, met bonte klimop overwoekerd schuurtje als nestelplek is uitverkoren.
Zo'n steenuiltje past in je handpalm: ze is niet veel groter dan een merel. Op haar buik zit een kale, roze plek kippenvel. ``Dat is de broedvlek'', zegt bioloog Niko Groen. ``Die draagt de lichaamswarmte rechtstreeks over op de eieren. Zodra ze aan de leg raakt, vallen haar buikveren uit en later groeien ze vanzelf weer aan. In de tussentijd blijft ze op haar nest, het mannetje sleept prooien aan.''
Bij het Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (RIZA) in Lelystad is de steenuil drie jaar geleden gekozen als voorbeeldvogel voor een uitgebreid veldonderzoek. ``We willen weten of de broedbiologie van de velduil wordt geschaad door de milieuverontreiniging in de uiterwaarden'', zegt Programmaleider Veld-ecotoxicologie Jolande de Jonge van het RIZA. ``We kijken naar mogelijke effecten op eieren en jonge vogels.''
In de uiterwaarden ligt nog een erfenis aan giftig slib dat de rivier hier in de jaren zestig en zeventig heeft afgezet. Het slib is verontreinigd met zware metalen zoals zink, arseen en cadmium en met organische microverontreinigingen zoals PCB's en PAK's. De steenuil staat aan de top van zijn voedselketen en is bovendien sterk territoriumgebonden: ook 's winters trekt hij niet weg. Steenuilen die in de uiterwaarden hun kostje bij elkaar scharrelen, krijgen met elke hap voedsel ook een vleugje vergif mee naar binnen. Bij het nest hier aan de Waaldijk is een ingenieuze infraroodcamera met detectiesignaal geïnstalleerd. Iedere keer als vader steenuil de nestkast betreedt, begint er een videocamera te snorren en wordt een minuut lang gefilmd wat er zoal aan prooien wordt binnengebracht.
Zo te zien doet pa flink zijn best. In het voorportaal van de nestkast liggen de muizen opgestapeld, omzwermd door vliegen. Een volwassen veldmuis, een jonkie en een nogal onwelriekende bosspitsmuis. Groen weegt ze stuk voor stuk en legt ze weer netjes terug. Een braakbal gaat mee naar huis voor nadere determinatie. Er steekt een minuscuul bleek vogelbotje uit. Een sleutelbeentje, volgens Groen. Hij wijst op de zwarte, glimmende schildjes. ``Die zijn van loopkevers. En aan die zandkorrels kun je zien dat ze ook regenwormen heeft gegeten.''
In het RIZA-onderzoek worden de broedresultaten van steenuilen in de Gelderse Poort, het rivierengebied ten oosten van de lijn Arnhem-Nijmegen, vergeleken met die van steenuilen in een niet-vervuild gebied, namelijk de omgeving van Lichtenvoorde in de Achterhoek. Jolande de Jonge: ``De broedresultaten in de uiterwaarden zijn ronduit slecht. Omdat het zo op het eerste gezicht een voor steenuilen aantrekkelijk landschap is, trekken er steenuilen uit de omgeving heen. Maar die brengen heel weinig jongen groot, en wellicht wordt de populatie in de uiterwaarden alleen in stand gehouden doordat steeds nieuwe vogels van buitenaf er heen gaan. Zo langzamerhand beginnen we te vermoeden dat de uiterwaarden werken als een sink, een soort zwart gat: er gaat van alles in, maar er komt niets uit. Om zulke subtiele processen te doorgronden is heel nauwkeurig veldonderzoek nodig.''
Steenuilen worden niet erg oud. Om de populatie in de stand te houden moeten er jaarlijks gemiddeld 2,3 jongen per nest uitvliegen. In de uiterwaarden wordt die score echter niet gehaald. Vergeleken met de Achterhoek begonnen de steenuilen vorig jaar in de Gelderse Poort aanmerkelijk later met broeden, vermoedelijk vanwege voedselgebrek na de herhaalde hoogwaters in het voorjaar. Ze legden ook minder eieren (3,1 tegen 4,4), daarvan kwamen er minder uit (2,4 tegen 3,3). De kuikens vertoonden vanaf hun tiende levensdag een tragere groei en uiteindelijk vlogen er minder jongen uit (1,85 tegenover 2,30). ``Dit jaar hopen we nog nauwkeuriger waar te nemen'', zegt Niko Groen.
slechte muizenjaren
Na 1980 is het rivierwater aanmerkelijk schoner geworden. Daardoor wordt het vervuilde slib in de uiterwaarden nu afgedekt door schoner slib. Maar allerlei organismen graven daar doorheen. Regenwormen bijvoorbeeld eten zich wel 50 tot 75 centimeter diep door de grond heen. Ze hebben bovendien de vervelende eigenschap om zware metalen, met name cadmium, in hun lichaam op te hopen. Regenwormen in de uiterwaarden hadden vijfmaal zo hoge concentraties cadmium in hun lijf als de omringende grond: Vorig jaar bevatten ze 18,7 milligram cadmium per kilo worm (op basis van droge-stofgewicht) in de Gelderse Poort tegenover 3,62 milligram per kilo d.s. in de relatief schone Achterhoek. Vooral in slechte muizenjaren, als de steenuil noodgedwongen overschakelt op regenwormen, kan dat aantikken.
In de bodemmonsters uit de Gelderse Poort was het cadmiumgehalte zelfs tienmaal zo hoog als in de Achterhoek: resp. 2,23 mg cadmium per kg droge grond tegenover 0,28 mg/kg in de Achterhoek. Ook de metalen kwik, koper, lood en zink kwamen in de uiterwaarden van de Gelderse Poort in hogere concentraties voor dan in de Achterhoek. Maar anders dan cadmium hopen deze metalen zich niet in regenwormen op en daardoor krijgen de steenuilen er veel minder van binnen.
Een belangrijke vraag is hoe het zware-metalenprobleem zal uitpakken nu er op steeds meer plaatsen in de uiterwaarden wordt gegraven. In het rivierengebied liggen de nodige plannen voor natuurontwikkeling, waarbij veel uiterwaarden grondig op de schop gaan. Die plannen krijgen nog meer prioriteit nu de overheid de grote rivieren meer ruimte wil geven om toekomstige hoogwaters door een mogelijke klimaatverandering op aarde beter op te opvangen. Rakelen we daarmee die giftige grauwsluier uit het verleden weer op? vraagt Jolande de Jonge zich hardop af.
Het veldwerk aan de steenuil draait sinds 1998. Het is uitbesteed aan bioloog Niko Groen van adviesbureau Waardenburg. Volgens Groen is dit kleine uiltje, als liefhebber van het kleinschalige cultuurlandschap, de afgelopen 30 jaar nogal achteruitgegaan doordat boomgaarden en houtwallen zijn gerooid en oude holle knotwilgen worden opgeruimd. De steenuil is een oogjager, die graag op een paaltje of lage boomtak in het weiland zit te spieden totdat hij zich plotseling op een veldmuis of loopkever stort. Sinds 1994 staat de steenuil op de Rode Lijst van bedreigde vogelsoorten. ``Hier in de Gelderse Poort zijn ze nog redelijk vertegenwoordigd'', zegt Groen. ``Ik heb eerst overdag rondgefietst om te kijken waar het landschap zo op het eerste gezicht nog geschikt zou zijn voor steenuilen. 's Avonds kwam ik dan terug. Vooral op zwoele voorjaarsnachten in maart zijn ze heel actief, met een schel `kieuw'. Als je die lokroep fluit, roepen ze terug en als je in hun territorium staat, komen ze naar je toe. In mei, als ze eenmaal broeden, worden ze een stuk stiller.''
Ook gesprekken met boeren leveren veel gegevens op. Vaak zitten de steenuilen ergens stilletjes tussen het dakbeschot. Maar als ze jongen hebben en er loopt bijvoorbeeld een poes over het erf, dan gaan ze daar in luidruchtige duikvlucht op af. Maar afgezien daarvan hoor je de steenuil meer dan dat je hem ziet en bovendien bleek het werkelijke aantal nesten aanmerkelijk lager dan de 350 tot 400 stuks die in de literatuur voor de uiterwaarden vermeld stonden. Het viel dan ook niet mee. Groen wilde eigenlijk 20 nesten in de uiterwaarden onderzoeken, omdat er in de Achterhoek 20 referentieparen waren. Maar het eerste jaar kwam hij niet verder dan 6 nesten met eieren – plus nog eentje op een onmogelijke plek onder het dak van een varkensschuur en eentje achter een dakkapel van een huis, waar hij ook niet bij kon.
Het inventariseren is lastig, want de steenuil roept niet vanaf zijn eigen nest. Als je hem zelf roept, komt hij wel naar je toe. Maar soms komen twee buren tegelijk op je af, die dan misschien dubbel worden geteld. De eieren worden genummerd en elke week gewogen en in de lengte en de breedte opgemeten. Ook de kuikens worden gewogen en hun biometrische maten zoals vleugellengte en de maat van kop tot snavel opgenomen. Groen: ``Muizen zijn het stapelvoedsel. In 1998 was echt een fantastisch muizenjaar. Vanaf het moment dat de kuikens in het ei beginnen te piepen worden op de een of andere manier de hormonen van het mannetje geactiveerd en dan begint hij als een gek prooien aan te slepen. Als je je hand in zo'n nest steekt, voel je al die muizen, die soms nog warm zijn. Eén keer vond ik er vijftien tegelijk en daartussen wriemelen die uilskuikens.''
Het vrouwtje blijft op het nest tot de jongen zo'n 8 à 10 dagen oud zijn, en scheurt de door haar partner aangesleepte prooien in hapklare brokjes. Als het de familie niet lukt om die hele voorraad dode muizen tijdig op te eten, beginnen die vanzelf weer te bewegen: na een tijdje kruipen de maden eruit.
Als de kuikens zo'n drie weken oud zijn scharrelen ze rondom het nest. Met hun scherpe klauwen klauteren ze recht tegen de boomstam omhoog.
ZOMERDAG
Op een stralende zomerdag trekken we het gebied in om de nesten te controleren. We stappen door brandnetels en klauteren over hekken, verbaasd nagekeken door skaters en skeelers, want Niko Groen sleept op zijn rug een grote ladder mee.
Van tijd tot tijd klautert hij tegen een oude knotwilg of vermolmde populier omhoog. In één van de nestkasten vinden we een stukje muis, wellicht onderdeel van het baltsritueel, maar verder niks. In een oude vermolmde knotwilg, wel 30 of 40 jaar oud, is het wèl raak. In één van de grote holten liggen twee eitjes, zo te zien pas gelegd. Het zijn net krielkippeneitjes, blank, een beetje doorschijnend, en rond als knikkers. ``Dat zie je bij alle holenbroeders, ook bij spechten'', aldus Groen. Eén theorie is dat de eieren door die ronde vorm steeds naar het midden van het nest rollen.'' Een nest kun je het overigens niet noemen, er is geen strootje of sprietje te zien, alleen die kale eitjes. Pigmentvlekken ontbreken. Camouflage is voor holenbroeders ook niet nodig, want de eieren liggen hier onzichtbaar in het donker. Pas als er drie of vier zijn gelegd, met tussenpozen van steeds 36 uur, begint het broeden. Een versgelegd ei weegt gemiddeld 16 gram, daarna wordt het door uitdroging geleidelijk lichter. Een kuiken dat net uit het ei is weegt gemiddeld 12 gram.
Groen: ``'s Winters staat de uiterwaard hier soms helemaal onder water, en ook deze nestholte slibt dan dicht. Waarschijnlijk foerageren de uilen dan binnendijks. In strenge winters, als het sneeuwt, verhongeren ze vaak.''
ringen
De gemiddelde levensverwachting van de steenuil is 2,54 jaar. Sommige worden wel acht of tien jaar oud, maar de meeste jongen halen hun eerste verjaardag niet, zo blijkt uit ringonderzoek. De jongen – maximaal vijf stuks – worden in de eerste week met een kunststof kleurring geringd, zodat elk jong individueel herkenbaar is als het gewogen wordt. Twee weken later, als de poot en het kniegewricht wat verder zijn uitgegroeid, wordt de ring vervangen door een aluminium ring.
In de Achterhoek worden enkele steenuilen gevangen om ze een zendertje om te doen. Men hoopt twee steenuilen met behulp van studenten telemetrisch te volgen om te zien hoe groot hun territoria zijn. Dit is heel arbeidsintensief werk, maar levert wel veel informatie op. Groen: ``Dit is echter een lastig onderdeel, omdat het voor de vogels nogal verstorend is. Je moet het laagvliegende mannetje in een mistnet vangen als hij met een prooi op weg is naar het nest. Het ombinden van het tuigje met de zender kost al gauw een half uur en daarbij gaat de prooi verloren. Dan bracht ik die prooi zelf maar naar het nest in de hoop dat ze hem accepteren, want anders hebben ze de hele nacht niets te eten. Je wilt als onderzoeker je eigen onderzoek niet in de wielen rijden. Maar er zijn hierdoor geen broedsels verloren gegaan.''
Overdag hebben de steenuilen weinig anders te doen dan in het zonnetje te dutten, hun veren te poetsen en aan dat rare tuigje te sjorren. Zo'n zender kan drie maanden werken, maar vorig jaar hadden ze hem binnen twee dagen afgeschud. Dit jaar is in de Achterhoek één steenuil gezenderd.
Om inzicht te krijgen in de broedintensiteit van het vrouwtje wordt gebruik gemaakt van temperatuursensoren, die elke twintig minuten automatisch de temperatuur in het nest opmeten en de meetgegevens opslaan in een datalogger in een waterdicht kastje aan de buitenkant van de nestkast. Ook worden opnieuw bodemmonsters genomen en prooidieren geanalyseerd. Al die gegevens moeten leiden tot een beter inzicht in de broedbiologie van de steenuil in de uiterwaarden.
``Natuurlijk zijn wij enthousiast over al die nieuwe plannen voor natuurontwikkeling'', zegt Niko Groen. ``Maar het is wel een feit dat niet alle bedreigde soorten daarvan zullen profiteren. Zo houdt de steenuil, als cultuurvolger, van kort gras niet hoger dan 15 centimeter, want anders kan hij zijn prooi niet meer zien. Naarmate een terrein verruigt en de dynamiek wordt verhoogd, wordt het voor de steenuil steeds minder aantrekkelijk. Door dijkverzwaring en natuurontwikkeling verdwijnen oude schuurtjes en knotbomen.''
In het natuurontwikkelingsgebied Meinderswijk bij Arnhem is de steenuil verdwenen, en hij niet alleen. Van de 15 vogelsoorten van de Rode Lijst die hier in de periode 1988-1999 leefden werden er vorig jaar nog maar vijf gezien en die waren alle vijf in broedsucces achteruit gegaan. Groen: ``Dat is de schaduwzijde van natuurontwikkeling.''