Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Cultuur

Geheime oases aan de gracht

In ganzenpas marcheren de bezoekers door de lange gang van het Amsterdamse grachtenpand naar de tuin. En zonder alle tuinliefhebbers nu direct voor voyeurs uit te maken, sommige van hen doen hun uiterste best een glimp van het interieur op te vangen. Het openstellen van een Amsterdamse grachtentuin brengt logistieke problemen met zich mee, want de meeste tuinen hebben geen zij- of achteringang. Niet alleen bezoekers moeten via de gang van het voor- en het achterhuis – ook de tuinman zal zijn gesnoeide takken en zijn uitgetrokken onkruid langs deze weg moeten afvoeren. Misschien verklaart dit waarom veel grachtentuinen onderhoudsarm zijn.

Ook de aanleg zal geen sinecure zijn geweest, vooral niet als de tuinontwerper niveauverschillen had bedacht en talloze kubieke meters ophoogzand door de gang moesten worden gekruid, om over bielzen maar te zwijgen. Achter de fraaie halsgevel van Keizersgracht 544 ligt een gave Mien-Ruys-tuin uit 1972 verscholen, een tuin die zo op de monumentenlijst zou kunnen. Want een namaak 17de-eeuwse tuin, met zijn symmetrische buxusperken, schudt zelfs een matig-getalenteerde tuinarchitect geeuwend uit de mouw, maar de intelligente manier waarop Mien Ruys een saaie pijpenla wist om te toveren in een tuin vol verrassingen, kan veel tuinontwerpers nog altijd tot voorbeeld dienen.

Ik sla deze belerende toon aan omdat ik na een bezoek aan een paar Amsterdamse grachtentuinen op de terugweg naar huis, in de trein, ampel de tijd had om na te denken over de vraag of tuinarchitecten op de juiste weg zijn als ze proberen om bij elk grachtenhuis automatisch een archaïserend tuinontwerp te produceren. Natuurlijk – zelf houd ik ook meer van freewheelen dan van trappen, maar toch lijken sommige moderne ontwerpen weinig inventief. En soms komt het keiharde geel van duizend door tuinontwerpers voorgeschreven narcissen tussen de subtiele groentinten van de tuinen aan als een mokerslag.

Maar de sfeer in een Amsterdamse grachtentuin kan door geen tuinarchitect worden gefnuikt; die wordt door belangrijker factoren bepaald dan door een tuinontwerp. Wie zich door de kermis van de Leidsestraat naar de Gouden Bocht van de grachtengordel heeft geworsteld, vindt achter de 17de- en 18de-eeuwse grachtenpanden een andere wereld, een onvermoede aaneengesloten groene ruimte. Boshyacinten bloeien onder eerbiedwaardige beuken, kastanjes, seringen en blauweregens geuren, kikkers springen tussen felgroene struisvarens en in donkere vijvers hangt de kleine watersalamander onbewegelijk tussen de waterplanten. Slakken doen zich bijna hoorbaar tegoed aan mals ontluikend hostablad. En wat duidelijk hoorbaar is, is de stilte. Het is een bijzondere ervaring om in het hart van Amsterdam de wind in een boomkruin te horen ruisen. Meer dan de obligate buxushaagjes zijn het de volwassen bomen die de grachtentuinen de sfeer van een geheime tuin verlenen, waar in donkere, vochtige hoeken het blad van vorig jaar langzaam verteert en het mos de oude tuinornamenten langzaam overgroeit.

Het jaarlijkse Amsterdamse Open Tuinen Weekend wordt nu voor de zestiende maal georganiseerd en Marianne Verloop, al jarenlang de drijvende kracht achter de organisatie van het evenement, slaagt er met een bovenmenselijke dosis overredingskracht elk jaar opnieuw in om een aantal huiseigenaars zo ver te krijgen dat zij hun tuin – en dus hun hal en hun gang – voor belangstellenden openstellen. Nieuw dit jaar is de tuin van de Bank Sanpaolo m.i. Spa, Herengracht 446. Natuurlijk ligt deze bank niet vol goudstaven en dukaten, maar toch getuigt het van vertrouwen in de mensheid om een bankgebouw in het weekeinde voor het publiek open te stellen. De tuin is indrukwekkend van eenvoud: twee grote bomen, een beuk en een esdoorn, staan dicht bij het huis en zorgen voor diepte en geheimzinnig gefilterd licht. Grindpaden en buxushagen vormen een geometrisch patroon rond een kleine vijver vol kikkervisjes. Achterin de tuin, voor het koetshuis, vormen grachtengroene taxusbomen de coulissen van een verhoogd terras. Wat de tuin bijzonder maakt, is de afwezigheid van bloemen, zodat het oog niet wordt afgeleid van de vormen van bomen en de lichtgevend-groene hagen.

Sommige tuineigenaars tonen een bijna onhollandse gastvrijheid door niet alleen bezoekers te verwelkomen, maar ook nog broodjes te presenteren, koffie of wijn te schenken, of zelfs een huisconcert te organiseren. Het Amsterdamse patriciaat blijkt zijn weelde graag te delen en in deze traditie past het dat ook de tuin van de ambtswoning van de burgemeester op zaterdag en zondag te bezichtigen is.

Vanzelfsprekend gaan de opbrengsten van de tuinopeningen naar goede doelen. Dit jaar wordt de noodlijdende Hortus Botanicus bedacht, waar men het plan heeft opgevat om in een minder interessant gedeelte van de tuin de Hortus Medicus uit 1638 te doen herleven. De tweede begunstigde is het Museum van Loon, dat fondsen zoekt om de tuin te kunnen renoveren. Museum van Loon, aan de Keizersgracht en Museum Willet-Holthuysen, aan de Herengracht, zijn voor tuinbezoekers-met-passe-partout tegen gereduceerd tarief te bezoeken. Hier heeft u de kans om de tuin vanuit de tuinkamer van het huis te bekijken, waardoor het streven naar eenheid tussen huis en tuin van de 17de- en 18de-eeuwse bewoners in één oogopslag duidelijk wordt.