Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Onderwijs

BOUW JE EIGEN HUT

AL VAN VERRE is het geluid van enthousiast getimmer te horen. Op bouwspeelplaats 't Landje in het Amsterdamse Rembrandtpark wordt hard gewerkt. Op een terrein dat omzoomd is door hoge groene populieren bouwen kinderen hun eigen wereld. Cetin (13) geeft een rondleiding over het terrein, want je kunt er nog meer doen dan alleen timmeren. Maar de hutten vormen wel de belangrijkste attractie. Allereerst bezoeken we zijn eigen hut die hij samen met Ruud (13) tot een klein paleisje heeft omgetoverd. Deze staat in een wijkje met allemaal afgedankte schaftkeetjes zonder wielen. Er zijn de wonderlijkste bouwsels aan vastgebouwd. Zoals dat van hun buren, wijst Cetin, die het maar een ongeorganiseerd zootje vindt. Hoe zij de eerste prijs in de wacht hebben kunnen slepen met hun hut, is hem een raadsel. ``Kijk eens bij ons'', zegt hij met een gastvrij gebaar als hij de deur opent. Cetin en Ruud hebben hun hut van binnen behangen met zwart boerenplastic, waaraan ze slingers met kleine gekleurde lichtjes hebben bevestigd. Achter het witte gordijn staat een bank. Ze hebben ook nog een salontafel en ander meubilair. Uit een klein hifitorentje komt muziek en het is er kraakhelder. ``En toch maar de vierde prijs'', verzucht Cetin. Hij begrijpt er niets van.

We lopen langs een gedeelte waar kinderen nog maar net met het bouwen zijn begonnen. Voor sommige kleinere kinderen is een stel tegen elkaar aangezette pallets al een hut. Je ziet kinderen met hamers en handenvol spijkers voorbij komen. Daarachter ligt de ponywei, waar vier meisjes op ponies in de rondte draven. ``Voor 1,50 kun je hier les krijgen'', vertelt Cetin. Zelf rijdt hij ook regelmatig paard. De grote keet die vlak bij het water staat is nu gesloten, maar daar bakken de kinderen zelf vaak pizza's en patat. Daar tegenover is een keet waar getafelvoetbald wordt, en ernaast is een door de kinderen zelf gedreven winkeltje met versnaperingen tegen zeer billijke prijzen.

Dan komen we in een hut met een steil trappetje, waar een heleboel kinderen zijn. Groot en klein, jongens en meisjes. ``Ik en mijn neef zijn hier de baas'', zegt een bijdehand kereltje. De meningen verschillen een beetje over het aantal kinderen dat mee doet aan deze hut. Zeven zegt de een. Acht denkt de ander. Het leiderstype wil wel even laten zien hoe de hut in elkaar zit. Een zitkamer, compleet met bankstel, waterkoker en radio. Maar ook een balkon, dat prachtig uitziet biedt over het park en de vijver, waar juist een moedereend met haar jonkies voorbij komt zwemmen. Daarnaast beschikken ze nog over twee kelders, een klerenkast en een geheim zoldertje. Wat ze hier zoal doen? ``Timmeren en schoonmaken'', zegt de leider resoluut. Maar de anderen zeggen dat ze ook wel eens gewoon zitten te praten. En dat hun ouders soms eten en drinken brengen. ``We komen hier elke dag, meteen na school gaan we hierheen.'' Er zit een flink slot op de deur. Dat is echt nodig zeggen de bewoners van deze hut. Het zal niet de eerste keer zijn dat er ingebroken wordt.

Landjes zoals deze, waar kinderen in een vrije, niet gestructureerde omgeving hun eigen gang kunnen gaan, zijn er steeds minder. ``In de jaren zeventig waren er in Nederland nog zo'n 200 à 250 van deze bouwspeelplaatsen'', zegt Rolf Oosterbaan, directeur van het Nuso, landelijke organisatie voor speeltuinwerk en jeugdrecreatie. ``Nu zijn er nog maar 35 over. De rest is allemaal wegbezuinigd. Je hebt er absoluut beroepskrachten voor nodig, dus het is een relatief dure voorziening.'' Omdat het Nuso het gevoel heeft dat het tij begint te keren en gemeentes, naschoolse opvang, basisscholen en het sociaal cultureel werk gaan inzien hoe belangrijk deze vrije bouwplaatsen zijn, presenteerde het Nuso vorige week het Handboek Huttenbouwen. Elske ter Veld, behalve Eerste-Kamerlid voor de PvdA ook voorzitter van het Nuso, is groot voorstander van dit soort `slordige ruimtes' die kinderen zelf kunnen inrichten. De ``keurige terreur van de wipkippen'' is haar een gruwel. ``Hutten worden opgebouwd en afgebroken, je besluit zelf hoe het er uit zal zien. Het is een actieve manier van spelen, die bovendien de samenwerking tussen kinderen bevordert.''

In het handboek staat het allemaal heel duidelijk. Huttenbouwen staat volgens het Nuso in de top vijf van de meest geliefde bezigheden van jongens èn meisjes. Toch heeft in nieuw te bouwen wijken het parkeerbeleid een vele malen hogere prioriteit dan speelruimtes voor kinderen. Doordat alles tot op de laatste centimeter wordt vol gepland, verdwijnen de ongedefinieerde lapjes grond waar kinderen hun gang kunnen gaan. Als gemeente-ambtenaren van de groenvoorziening hutten of andere bouwsels tegenkomen, worden ze ogenblikkelijk opgeruimd, althans in sommige gemeenten. De huttenbouwplekken komen steeds verder van de woonwijken af te liggen, waardoor ze onbereikbaar worden voor kinderen. De bezuinigingen op het sociaal-cultureel werk deden de rest. Kinderen moeten het met `eenduidige toestellen' in ordentelijke speeltuinen doen.

Niet dat het Nuso daar tegen is want ze is zelf de koepel van alle ongeveer duizend speeltuinen in Nederland. In het handboek pleit men ervoor dat de reguliere speeltuinen als uitvalsbasis gaan dienen voor bouwspeelplaatsen. Maar werkt dat? Jeroen Baatenburg de Jong van bouwspeelplaats Het Kinderparadijs in Purmerend is er sceptisch over: ``Het kan maar dan moet er wel een nadrukkelijke scheidslijn zijn. Een niemandsland tussen het bouwen en het pure spelen. Een bouwspeelplaats heeft een andere cultuur dan een speeltuin. Speeltuinen moeten veilig zijn, heel kindvriendelijk. Hier op de bouwspeelplaats vind je spanning en gevaar.'' En dat is precies wat deze plekken zo aantrekkelijk maakt, denkt ook Piet de Bake, al meer dan 25 jaar beheerder van 't Landje in het Amsterdamse Rembrandtpark. Als je daar rondloopt zie je kinderen in volstrekt gammele bouwsels zitten. Overal steken roestige spijkers uit, ze hannesen met elektriciteitsdraden, leggen zelf lampjes aan en proberen de boel een beetje waterdicht te houden. De gemiddelde Arbo-controleur zou er misselijk van worden. Piet de Bake doet er uitermate ontspannen over, want – hij klopt het af tegen de onderkant van de tafel – ernstige ongelukken hebben zich nooit voorgedaan. ``Ach, als je eens een schok krijgt, kijk je volgende keer wel beter uit.'' Zelf kwam De Bake als kind al op jongensland in Amsterdam-Oost. Het maakte een onuitwisbare indruk. Zevenentwintig jaar geleden vroegen ze hem een `jongensland' in West op te zetten. Een paar weken geleden vierde hij dat hij officieel 25 jaar in dienst was. En als het aan hem ligt blijft hij nog 25 jaar. Hij is gehecht aan de kinderen en veel is er niet veranderd, ook al is de populatie voor een groot deel allochtoon geworden. ``De kinderen halen nog precies dezelfde streken uit'', zegt De Bake, ``alles is alleen wat harder geworden, maar dat geldt voor de hele maatschappij.'' Uit zijn strategisch gesitueerde keet, houdt hij in de gaten wie door het hek komt. Hij kent alle gezichten, ook al komen er dagelijks zo'n honderd kinderen. In vakanties gaat het al gauw om twee- tot driehonderd kinderen. Hij heeft een legertje vrijwilligers rondlopen – vaak oud-bezoekers van 't Landje – en een aantal jongens die via Melkertbanen bij hem aan de slag kunnen. En jongens die alternatieve straffen moeten kunnen bij De Bake sloten komen schoonmaken en spijkers opruimen. Een bouwspeelplaats zonder beheerder en zonder voortdurend toezicht is niet mogelijk, is de ervaring van De Bake. Dat trekt vandalisme aan. Bovendien is hij een vertrouwensfiguur voor de kinderen met een breed vertakt netwerk in de buurt. De Bake kent iedereen: de ouders, de leerkrachten, de oudere jongens, de politie, de hulpverleners.

Er is weinig wat niet mag op 't Landje. Mohamed (14) somt het op: ``Niet roken, geen fikkie stoken en niet inbreken.'' Hij moet toegeven dat het allemaal wel eens gebeurt. ``Maar'', zegt hij, ``je kan hier wel lekker je gang gaan en er is geen gelazer van buren.'' Mohamed heeft samen met de kleine Mohammed (10) en Patrick (13) keihard aan hun hut gewerkt. Ze komen iedere dag. Ze drinken thee, theezakjes en suiker zijn gratis af te halen, ze praten wat en luisteren naar muziek. Terwijl de kleine Mohammed druk doende is een lamp aan te leggen, zegt hij: ``Een hut is eigenlijk nooit klaar.'' Grote Mohamed laat zien hoe hij een hok voor zijn mountainbike heeft gemaakt. Het afdakje hangt er nog een beetje bij. ``Maar dat ga ik binnenkort in orde maken'', belooft hij.