Een man van het zuiden, die een lans breekt voor uit het noorden afkomstige libertijnse opvattingen, drukte een zwaar stempel op het eerste weekeinde van Cannes. De Spaanse voormalige cultregisseur Pedro Almodóvar werd door het publiek en een groot deel van de filmpers bejubeld voor Todo sobre mi madre, een exuberant melodrama waarvan niet alleen de titel verwijst naar de ultieme film over geëxalteerde actrices, All about Eve (Joseph L. Mankiewicz, 1950). Opgedragen aan Bette Davis, Gena Rowlands en Romy Schneider verzint Almodóvar de ene idiote plotwending na de andere: in volgorde van opkomst is er onder meer sprake van verongelukkende kinderen, dramatische orgaandonaties, aan de heroïne verslaafde actrices, zwangere nonnen, transseksuele vaders, fatale bevallingen, seropositieve baby's en hartverwarmende monologen over de prijs van een siliconenborst. Dit alles wordt gevat in een raamvertelling, ontleend aan Tennessee Williams' A Streetcar Named Desire, en een overtuigende hommage aan Barcelona. Te verwachten valt dat Todo sobre mi madre na Cannes net zo veel gevoelige snaren zal raken in de internationale art houses als het afgelopen jaar Roberto Benigni's La vita è bella. Alleen Nederland liep in het verleden minder warm voor Almodóvars exhibitionistische vertoon van warmbloedigheid en modernisme; de boodschap dat transseksuelen óók mensen zijn is immers een wijd openstaande deur.
De beste en geestigste film over cultuurverschillen tijdens het van de films en de dagjesmensen uitpuilende weekend aan de Croisette heet The Limey en gaat over een Engelsman in Los Angeles. Regisseur Steven Soderbergh lijkt sinds het succes vorig jaar van Out of Sight de vloek van een al op 26-jarige leeftijd gewonnen Gouden Palm (voor Sex, lies and videotape, 1989) te hebben overwonnen. Met een knipoog naar het koketteren met de erfenis van de jaren zestig – `eigenlijk 1966 en een paar maanden van 1967,' beweert Peter Fonda (Easy Rider) als een door de WestCoast rock rijk geworden perfide platenproducent – laat Soderbergh zien wat er van over is gebleven. Na negen jaar gevangenis komt cockney Terence Stamp de dood van zijn dochter wreken en laat de Californische lotuseters met zijn dodelijke kopstoten kennis maken. Heel mooi zijn de creatieve montage, vol Nouvelle vague-achtige jump cuts en de flashbacks naar een jeugdige Stamp, ontleend aan Ken Loach' debuutfilm Poor Cow uit 1967. Helaas wordt The Limey buiten competitie vertoond, anders had de mooi laconieke Stamp zeker een prijs gewonnen.