Een bijbehorend protocol bepaalt dat uit een bezet gebied ontvreemde kunstvoorwerpen aan de oorspronkelijk eigenaar moeten worden teruggegeven, ook als de laatste eigenaar te goeder trouw in het bezit ervan is gekomen.
Dat betoogde gisteren de Amsterdamse advocaat mr. R.W. Polak namens de Grieks-orthodoxe kerk op Cyprus, voor de rechtbank in Rotterdam. Het protocol is nog niet eerder toegepast. De zaak, die al enige jaren sleept werd bijgewoond door een waarnemer van de Unesco. De iconen zouden tijdens of na de Turkse invasie (juli 1974 tot en met juni 1975) zijn ontvreemd uit de Antiphonitiskerk bij Kalogrea op het noordelijk deel van Cyprus. Tijdens de Turkse bezetting vonden zo'n 60.000 kunstwerken uit musea kloosters en kastelen een illegale weg naar de internationale kunsthandel. Eerder al zijn in Engeland, Amerika, Griekenland, Japan en Duitsland delen van mozaIeken en fresco's, iconen en archeologische voorwerpen opgedoken.
De vier `Rotterdamse' iconen dateren uit 1571 en stellen de apostelen Petrus, Paulus, Petrus en Johannes voor. Het Rotterdamse echtpaar L. kocht ze, waarschijnlijk in de zomer of het najaar van 1975 voor tweehonderduizend gulden van de Armeen Edouard Dergazarian, door Polak beschreven als `een rondreizende handelaar die aan huis kwam en tegen contante betaling kunstvoorwerpen verkocht'. De Armeen is al een tijd onvindbaar. “Hij was geen geautoriseerde handelaar', zei de advocaat, “en beschikte niet over een exportvergunning.' De koop werd afgehandeld `als een Perzisch kleedje aan de deur', aldus Polak. “Het ging om 200.000 gulden, een ongebruikelijk hoog bedrag om contant te betalen.'
De echtelieden, beide inmiddels de tachtig gepasseerd waren naar eigen zeggen kenners van de iconenmarkt en kochten vaker iconen. Juist daarom, vond Polak, hadden ze zich moeten afvragen of wat zij in huis haalden wel zuivere koffie was. De gebeurtenissen in Cyprus waren immers volop in de publiciteit geweest.
Bij de eerdere getuigenverhoren had mevrouw L. verklaard dat zij en haar man niet naar de herkomst van de vier apostelen hadden gevraagd omdat ze wisten dat ze daar van Dergazarian toch geen antwoord op zouden krijgen.
Het echtpaar L. zegt geen schriftelijke bewijzen van de aankoop te hebben. Geen rekening, geen ontvangstbewijs, geen documentatie van de iconen, geen verzekeringbewijs. Omdat de aankoopdatum in hun herinnering is vervaagd bestaat tevens onduidelijkheid over de verjaringstermijn van twintig jaar die door de advocaat van de L.'s wordt aangevoerd. Overigens is volgens Polak in het protocol geen sprake van verjaring. Wel wordt er gesproken van een schadeloosstelling. Als de rechtbank besluit het protocol toe te passen, dan kan het echtpaar de schade claimen bij de Turkse overheid.
Jhr.mr. E.A.W. Sandberg, de advocaat van het echtpaar, wees alle claims van de eisers af en noemde het beroep op het protocol zinloos omdat er geen implementatie (uitvoering) heeft plaatsgevonden van Verdrag of protocol. Volgens hem is het hele `circus' rond de iconen een kwestie van politiek. “De oeroude strijd tussen de Perzen en de Grieken moet koste wat het kost, worden voortgezet', zei Sandberg, “daarbij heiligt het doel de middelen. Dat doel is niet de bescherming van het cultureel erfgoed van Cyprus, maar alleen de politiek.' Sandberg wees erop dat de kerk op Cyprus in het verleden `hoogst onzorgvuldig' met zijn kunstschatten is omgegaan en het onmogelijk maakt na te gaan of iets gestolen is, omdat er geen deugdelijke registratie bestaat. “De Cyprioten moeten dankbaar zijn dat de apostelen er nog zijn', vond hij. “Dankzij kunstminnaars als de familie L. zijn de iconen uberhaupt nog op de wereld.'
De rechtbank doet 11 januari uitspraak.