De ogen van Jan Keizer spuwen vuur. De voormalige toparbiter vindt dat er te veel scheidsrechters uit kleine voetballanden voor het WK zijn aangewezen en dat daarom de arbitrage nu onnodig ter discussie staat. “Begrijp me goed, natuurlijk heb je ook in die landen talenten, maar die moet je wel de tijd gunnen en zorgvuldig opleiden. Laat ze eerst een jaar in een grote Europese competitie meedraaien. Als ik mijn EHBO-diploma haal, laten ze mij toch ook niet meteen een blinde-darmoperatie uitvoeren in het AMC?”
Keizer constateert tot zijn spijt dat er in de eerste WK-ronde te veel arbitrale fouten zijn gemaakt. “Er kan altijd iets gebeuren. Fouten van scheidsrechters horen erbij, het zijn ook mensen, maar dit was te veel.” Twee momenten springen er duidelijk uit omdat ze bepalend waren voor de uitslag. Italië kreeg ten onrechte een strafschop tegen Chili en Kameroen werd tegen Chili een doelpunt onthouden. De boze sportminister van Kameroen noemde het WK “een festival van schandalen”.
“Het is heel triest dat foutieve beslissingen tot de uitschakeling van Kameroen heeft geleid”, zegt Jaap Uilenberg, die voor komend seizoen dispensatie heeft om op het hoogste niveau te blijven fluiten. Het arbitrale dieptepunt bij het WK vond Uilenberg toch het fluiten van de Arabier Al Zeid bij Nederland-Mexico. “Dat was helemaal niets. Er is voor spelers niets ergers dan een scheidsrechter die onberekenbaar is. Ik heb hem zes gele kaarten zien geven die ik alle niet terecht vond. Dezelfde man heeft twee keer bij mij gevlagd tijdens toernooien om de Gulf Cup in het Midden-Oosten. Daar vonden ze hem toen niet capabel om wedstrijden te fluiten, maar hij mag dat wel op een WK. Voor mij zijn dan ook niet de scheidsrechters de boosdoeners, maar de mensen die ze hebben aangesteld.”
John Blankenstein, hoofd scheidsrechterszaken betaald voetbal van de KNVB, gaf de arbitrage na de eerste week nog een acht als rapportcijfer, maar dat cijfer is inmiddels gezakt naar “een bleke zeven”. “Het is nu een beetje als de Hollandse zomer, wisselvallig”, oordeelt Blankenstein. Uilenberg: “Het is er de laatste week niet beter op geworden. Dat was niet meer dan 'n zesje.”
Jan Keizer (56) vond het een prachtig idee om met zijn voormalige collega's Blankenstein (49) en Uilenberg (48) van gedachten te wisselen over het WK. “Die twee hebben vaak bij mij gevlagd in het buitenland, haha”, reageerde Keizer toen hij werd uitgenodigd voor een samenkomst in een Zeister hotel. De Volendammer was in zijn indrukwekkende loopbaan als arbiter onder meer actief op de eindronde van het WK van 1986 in Mexico. De andere twee floten nooit op het grootste toernooi in de wereld. “Ik was wel genomineerd voor het WK van 1990”, vertelt Blankenstein. “Maar Blatter, de secretaris-generaal van de FIFA, heeft er persoonlijk voor gezorgd dat ik niet werd gestuurd. Pas vijf jaar later kwam ik er achter dat het alles met mijn geaardheid had te maken”, aldus de arbiter die nooit een geheim maakte van zijn homoseksualiteit.
Uilenberg, die al jaren tot de top drie van Nederland behoort, had de pech dat de keuze voor het toernooi van 1994 viel op Mario van der Ende. “Jaap had met zijn capaciteiten een WK verdiend”, vindt Keizer. “Waarom worden niet gewoon de beste mensen geselecteerd? En dan mag het helemaal niet uitmaken dat er misschien drie Italianen, drie Spanjaarden en drie Nederlanders bij zitten.” Uilenberg: “Dat vinden we allemaal, maar het zal toch nooit veranderen. Elk continent heeft zijn stem en zal zijn eigen mensen naar voren schuiven.”
De drie experts vonden arbiter Garcia-Aranda bij de openingswedstrijd Brazilië-Schotland uitstekend fluiten, maar de Spanjaard kwam niet meer in actie. “Dat snap je toch niet”, reageert Blankenstein. “Ik kwam de man deze week op de tribune bij Spanje-Bulgarije tegen en heb hem gecomplimenteerd met zijn prestatie. Maar hij wist ook nog niet wat er verder met hem zou gaan gebeuren. Hij hoopte dat hij nog niet naar huis hoefde.”
Uilenberg stelt, met deze Spanjaard als een van de positieve voorbeelden, dat hij de arbitrage bij het WK niet zo slecht vindt. “De meeste scheidsrechters geven alle gelegenheid om te voetballen. Er wordt ook sportief gespeeld. In de Nederlandse competitie wordt een wedstrijd gemiddeld veertig keer onderbroken, bij het WK in de meeste gevallen tussen de 25 en 32 keer. Dat zegt wel wat. Alleen krijg je dan dat een wedstrijd als Denemarken-Zuid-Afrika slechts 22 keer wordt onderbroken, maar dat die Colombiaanse scheidsrechter wel tien kaarten trekt. Dat is bijna één op twee, de waanzin ten top.”
Op dezelfde dag ging het ook mis bij Frankrijk-Saoedi-Arabië. Uilenberg spreekt van “zwarte donderdag”. Het was vlak nadat Blatter en WK-directeur Platini hun ontevredenheid over de arbitrage hadden uitgesproken. Blankenstein: “Ze vonden dat het consequenter, strenger en roder moest. Dat heeft die Colombiaan te letterlijk opgevat. Die stond met een kanon op een mug te schieten.” Uilenberg: “De domste opmerking van de hoge heren vond ik dat de scheidsrechters maar moesten fluiten zoals thuis. Dat slaat nergens op als je in Zuid-Afrika gewend bent voor een paar honderd toeschouwers wedstrijden als Bloemfontein tegen Durban te leiden.” Keizer: “Dan is het logisch dat zo'n man niet tegen de druk is opgewassen. Hij krijgt bij zo'n WK allemaal instructies en komt het veld in als een wekker die te strak staat opgewonden. Hij is dan niet flexibel meer, gebruikt zijn gezond verstand niet.”
Keizer herinnert zich van het WK van '86 een exotische arbiter. “Picon uit Mauritius kreeg toen Irak-Paraguay toegewezen. Ik wist uit ervaring dat het een pittige wedstrijd kon worden. Daarom hebben Agnolin en ik gezegd: zet ons daar maar als grensrechters neer. Vooraf hebben we onze collega goed geïnstrueerd. Alleen hadden wij net allemaal een nieuw horloge van president Havelange gekregen en dat wilde hij blijkbaar meteen goed inwijden. Hij liet veel te lang doorspelen. Tien seconden voor de rust mocht Irak nog een corner nemen. Het werd zo'n bal waarvan je niet kon zien of ie wel of niet over de lijn was. Picon gaf geen doelpunt en toen had je de poppen aan het dansen. Irak weigerde verder te spelen en de rust duurde een half uur. Dat kostte miljoenen aan de satelliet. Het gevolg was dat de arme man naar huis werd gestuurd.” Blankenstein: “Het was flauw van de FIFA om hem bij zo'n wedstrijd te zetten. Dan kan je bij voorbaat problemen verwachten.”
Kan een scheidsrechter eigenlijk nog wel een goede wedstrijd fluiten? Met achttien camera's op zich gericht zal hij altijd wel op een paar fouten te betrappen zijn. “Maar dat geeft niet als je boven de stof staat”, zegt Keizer. “Fouten worden geaccepteerd als ze zien dat je het aankunt, dat je echt van onecht kunt onderscheiden. Ik herinner me nog een Feyenoord-PSV. Ik gaf PSV een strafschop omdat Treytel Van de Kerkhof zou hebben geraakt. Maar toen ik thuiskwam, zei Nettie: 'Jan, nou ben je toch fout geweest.' Ze had op tv gezien dat er niets aan de hand was geweest. Maar tijdens de wedstrijd had niemand iets gezegd, helemaal niemand. Dat dwing je gewoon af. De toppers uit Europa zijn zichzelf en laten een wedstrijd niet uit de hand lopen.”
Uilenberg onderkent dat de scheidsrechter het in het topvoetbal door de toegenomen snelheid van het spel en de grotere commerciële belangen steeds moeilijker krijgt. Hij is dan ook voor het introduceren van elektronische hulpmiddelen. “Gelukkig heeft ook Platini daar een opmerking over gemaakt.” Anderhalf jaar geleden werkte Uilenberg in Eindhoven mee aan een 'wedstrijd van de toekomst' waarin verscheidene noviteiten werden uitgetest. Hij had op het veld via een ontvangertje in het oor contact met Blankenstein die in de regiekamer op de monitoren acties kon terugzien. De samenwerking verliep goed. “Ik dacht in een aantal situaties dat het buitenspel was en dat bleek dus niet zo”, aldus Uilenberg. Blankenstein resoluut: “Het roer moet echt radicaal om. Zo gaat het niet langer, we moeten de elektronica erbij halen.”
Wat Uilenberg ook het liefst meteen in de Nederlandse competitie ziet worden ingevoerd, zijn de borden waarop aan het einde van de speelhelften door de vierde official de tijd wordt aangeven die er zal worden bijgetrokken. Het is de scheidsrechter die via het opsteken van vingers zijn collega aan de zijlijn daarvan op de hoogte houdt. “Het grote voordeel is dat door die borden iedereen, spelers, trainers en publiek, exact weet hoe lang er nog moet worden gespeeld. Daar moet je hier ook meteen mee beginnen”, aldus Uilenberg. Ook Blankenstein is er een voorstander van. “We zullen een voorstel indienen bij het bestuur betaald voetbal. Dat hoeft niet zo lang te duren.”
Een ander, minder positief aspect van de WK-arbitrage is de sterk uiteenlopende reactie op de sliding van achteren. Die moet volgens de instructies met een rode kaart worden bestraft, maar de ene scheidsrechter doet dat wel en de andere geeft niet eens geel. “Die regel is nog te vers”, legt Blankenstein uit. “Dus is het begrijpelijk dat nog niet iedereen hetzelfde doet. Bij de regel met de doorgebroken speler en de terugspeelbal ging het ook zo, nu is men er aan gewend. Ik heb voor het WK nog met Mario van der Ende naar een videoband zitten kijken met voorbeelden van slidings. Toevallig een actie van Faber van PSV zou volgens de FIFA met een gele kaart moeten worden bestraft en volgens de UEFA met een rode kaart. Als er tussen die bonden al verschil is, wat moet je dan als scheidsrechter?”
Blankenstein, Keizer en Uilenberg zijn goed te spreken over de prestatie van hun landgenoot Van der Ende, die twee WK-wedstrijden leidde. “Toch floot Mario bij Argentinië-Japan anders dan bij een vergelijkbare wedstrijd in Nederland”, oordeelt Blankenstein. “Dat kan ik ook goed begrijpen”, reageert Uilenberg. “Mijn streven zou bij zo'n WK toch zijn om de finale te fluiten. Dan moet je voor jezelf een compromis zoeken. Wat wil de FIFA zien? En hoe kan ik dat combineren met mijn eigen stijl? Je moet ook een beetje aan jezelf denken.”
“Het zou waanzin zijn als Van der Ende met zijn capaciteiten niet tot de kandidaten behoort”, reageert Blankenstein op de vraag of Van der Ende na uitschakeling van Nederland kans maakt op de finale. “Maar de ervaring leert dat er wordt aangewezen op grond van andere zaken dan pure kwaliteit”, weet Uilenberg. Zo viel opvallend vaak een landgenoot van FIFA-voorzitter Havelange in de prijzen. “En ze durven er nu gerust weer een Braziliaan in te zetten”, weet Keizer. “Havelange beslist dat toch in zijn eentje. Voor de olympische voetbalfinale van 1984 kwam hij naar me toe, legde zijn arm om mijn schouder en zei: 'I nominated you.' Niemand wist daar iets van, maar ik werd het wel.”
Nog nooit floot een Nederlander de WK-finale. Blankenstein: “Ik denk ook dat de kans groter is dat je de hoofdprijs wint in de staatsloterij.”