Dat heeft premier Kok vandaag geantwoord op schriftelijke vragen van het Kamerlid Marijnissen (SP) naar aanleiding van de benoeming van de kroonprins in het IOC. Marijnissen stelde gisteren zijn vragen naar aanleiding van scherpe kritiek van NOC*NSF-voorzitter Huibregtsen op de benoeming van de prins van Oranje. Volgens Huibregtsen, die zichzelf had gekandideerd voor de post van IOC-lid, bestond er een op schrift gestelde afspraak dat de kroonprins zich niet zou kandideren voor het IOC.
Kok bevestigt in zijn antwoorden dus het bestaan van een brief over dit onderwerp, maar ontkent dat die betekende dat de prins nimmer IOC-lid zou kunnen worden. “In 1998 is een heel nieuwe situatie ontstaan als gevolg van het verzoek van de voorzitter van het IOC aan de prins van Oranje om tot het IOC toe te treden”, zo schrijft Kok. “Dit verzoek is derhalve op zijn eigen merites beoordeeld.”
Kok schrijft verder dat staatssecretaris Terpstra (Sport) aan voorzitter Samaranch van het IOC heeft laten weten “onder welke voorwaarden voortvloeiend uit het staatsrecht een eventuele benoeming van de prins van Oranje zou plaatshebben. Met deze voorwaarden heeft het IOC zich schriftelijk akkoord verklaard”.
In zijn antwoorden specificeert Kok niet welke voorwaarden precies overeengekomen zijn tussen de Nederlandse regering en de IOC-voorzitter. Staatssecretaris Terpstra heeft hierover eerder gezegd dat de kroonprins zich zal onthouden van stemming als er politiek gevoelige onderwerpen binnen het IOC aan de orde zijn. In de Tweede Kamer zijn twijfels geuit of daarmee alle risico's zijn afgedekt. De PvdA-fractie heeft inmiddels om een verheldering van de positie van de kroonprins als IOC-lid gevraagd.