Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Economie

De Dapperbuurt kan straks zelf energie inkopen

De energiesector maakt een metamorfose door. Het vertrouwde Gemeentelijk Energiebedrijf (GEB) heeft al plaatsgemaakt voor een eigentijdse opvolger, die zijn monopoliepositie verliest en tegelijk nieuwe markten aanboort. Hetzelfde geldt voor de Gasunie en de elektriciteitsproducenten. Marktwerking is ook in de nutssector het wachtwoord geworden. Over vijf tot tien jaar kunnen de kruidenier en de huisvader in de Dapperbuurt een comité oprichten dat zelf energie voor de hele wijk inkoopt.

Veertig miljard gulden beloopt de totale jaarlijkse energierekening van alle afnemers in Nederland samen, waarvan 40 procent in de schatkist van minister Zalm verdwijnt. De prijzen van aardgas zijn vorig jaar gestegen en die voor elektriciteit gingen dit jaar omhoog. Dat komt ondernemend Nederland slecht uit, vooral energie-intensieve bedrijven als de petrochemie, aluminium- en zinksmelters, kunstmestproducenten en de tuinbouw, die zo'n 20 tot 60 procent van hun produktiekosten aan energie besteden.

Het bedrijfsleven heeft zijn hoop gevestigd op de vrijmaking van de Europese energiemarkt, waardoor nationale monopolies verdwijnen en de concurrentie ruim baan krijgt. In de Derde Energienota die minister Wijers december vorig jaar presenteerde, is een beleid geschetst waarmee Nederland in de Europese Unie samen met Engeland voorop loopt in de liberalisering.

Op 20 juni hebben de energieministers van de 15 lidstaten de kans om een eerste grote stap te zetten tijdens een vergadering in Luxemburg. De Europese Commissie hoopt dan het groene licht te krijgen voor haar richtlijn die nationale beperkingen voor elektriciteitssector opheft. Vrije doorvoer van elektriciteit via de leidingnetten en het recht voor distributiebedrijven (in Nederland de vroegere GEB's) om over de grenzen handel te drijven, zijn een paar kernpunten in deze richtlijn. Landen met de sterkste monopolies zoals Frankrijk (het machtige Electricité de France), Italië, Griekenland, Ierland en Luxemburg liggen vooralsnog dwars.

Nederlandse grootverbruikers van gas en elektriciteit hebben al vrije toegang tot het aardgasnet en de hoogspanningslijnen om energie die ze buiten Nederland voordelig weten in te kopen, aan de fabriekspoorten geleverd te krijgen. Maar de concurrentie krijgt pas echt kansen als de distributiebedrijven in alle lidstaten dat recht ook krijgen, want die kunnen veel grotere contracten afsluiten, voor verschillende klanten. Dan kunnen ook de kleinverbruikers van lagere prijzen profiteren. “Als dat plan er door komt, zullen we voor het eerst een gunstig effect op de energieprijzen zien van de vrijere markt in deze sector”, verwacht een expert van een van de grootste Nederlandse ondernemingen. Vijf jaar geleden was de Nederlandse energiesector nog heel beducht voor de plannen van de Europese Commissie, zei topambtenaar Laurens Knegt onlangs, toen hij zijn baan op het directoraat-generaal Energie van Economische Zaken verruilde voor een positie bij een organisatie-adviesbureau. “Hier op het departement dachten ze dat 'Brussel' alleen maar uit was op onze Nederlandse gasbel. De ontwikkelingen zijn stormachtig verlopen, want nu loopt Nederland met het Verenigd Koninkrijk voorop om de Europese energiemarkt te liberaliseren. Men heeft ingezien dat marktwerking ook voordelen biedt.”

Hele of halve monopolies, zoals die van de Gasunie, de openbare elektriciteitssector met zijn grote centrales en de distributiebedrijven, gaan plaatsmaken voor de concurrentie die, als het allemaal goed loopt, de Nederlandse energieprijzen omlaag moeten drukken. Buitenlandse aanbieders van energie kunnen een ruimere plaats op de Nederlandse markt verwerven. Tegelijk streeft minister Wijers naar een fusie van de vier grote stroomproduktiebedrijven, om ze een sterkere internationale concurrentiepositie te verschaffen en de efficiency te verhogen. Nederland gaat nog niet zover als het Verenigd Koninkrijk, waar de nutsbedrijven allemaal zijn geprivatiseerd en aan de beurs genoteerd. De overheid komt in Wijers' plannen wel meer op afstand van de energiesector te staan, maar blijft scherpe randvoorwaarden stellen om de leveringszekerheid te handhaven en het milieu verder te verbeteren. Al met al een metamorfose van een sector die het bruto binnenlands produkt verrijkt met een toegevoegde waarde van 25 à 30 miljard gulden per jaar, circa eenderde van de totale industrie. Dat is nog exclusief de bijdrage van toeleveringsbedrijven. Met de totale binnenlandse energievoorziening (elektriciteit, gas en olie) en de export van aardgas en olieprodukten is een omzet van 62 miljard gulden per jaar gemoeid, driemaal zoveel als de concernomzet van chemiereus Akzo Nobel in 1995.

Het bedrijfsleven is enthousiast over het energiebeleid van minister Wijers. Ondernemers ruiken het voordeel van meer concurrentie bij de inkoop en produktie van gas en stroom. Rotterdam-Rijnmond, een samenwerkingsverband van de industrie in Europoort en het regionale energiebedrijf Eneco, lanceerde in april een plan om de regio te laten profiteren van gasimport uit Noorwegen, Groot-Brittannië en Algerije. Drie industriële bedrijven in Zeeuws-Vlaanderen onderhandelen al over de aanleg van een pijpleiding van het Belgische Zeebrugge, waar de nieuwe Zeepipe Noors aardgas voor het Europese continent aanvoert, naar hun gebied. Het chemieconcern Dow Chemical in Terneuzen bouwt samen met enkele partners een nieuwe elektriciteitscentrale die voordelig warmte en stroom zal leveren, gevoed door Noors of Brits gas. British Gas en andere gasproducenten in het Verenigd Koninkrijk bieden vanaf 1998 aardgas op het continent aan. De Interconnector, een pijpleiding tussen het Engelse Bacton en Zeebrugge, is dan klaar. De Nederlandse Gasunie zou dan een paar flinke klanten kwijtraken, want het Britse gas, dat voor een belangrijk deel tegelijk met olie op de Noordzee wordt geproduceerd en niet kan worden opgeslagen, moet worden verkocht. Volgens marktdeskundigen betekent dat een aanzienlijk prijsvoordeel: op de spotmarkt kost het Britse gas een dubbeltje per kubieke meter minder dan de gemiddelde prijs in Nederland, die nu 20,5 cent bedraagt. Bij langlopende contracten die vanaf eind 1998 mogelijk zijn als de Interconnector klaar is, zou het voordeel zeker 5 cent per kubieke meter worden.

Het bedrijfsleven in Europoort is er als de kippen bij om daarvan mee te profiteren en wil een aansluitende pijpleiding van Terneuzen naar Europoort aanleggen. “Helemaal niet nodig”, zegt Gasunie-directeur drs. George Verberg. “Pijpleidingen kosten enorm veel geld. Wij kunnen elke gewenste hoeveelheid gas tegen concurrerende voorwaarden op elk gewenst moment bij welke klant dan ook afleveren.” Verberg vreest van de liberalisering een verlies van zijn marktaandeel dat kan oplopen tot zo'n 20 procent. De omzet van Gasunie steeg vorig jaar met 12,5 procent naar 17 miljard gulden, terwijl de afzet in volume slechts met 1 procent toenam. Die extra omzet was dan ook voornamelijk te danken aan tariefsverhogingen voor de export. Het bedrijf wist de prijzen te verhogen op basis van het milieuvoordeel van gas boven het alternatief: olieprodukten. In West-Europa worden de milieunormen steeds scherper. Ondernemers sluiten met de overheid convenanten waarin wordt afgesproken dat de schadelijke emissies omlaag moeten. Daarin past een groter aandeel van aardgas - een veel schonere brandstof dan kolen of stookolie - perfect.

Gasunie zal er bijna niet onderuit kunnen komen om haar prijzen te verlagen als de concurrentie toeneemt. Maar tegelijkertijd houdt directeur Verberg rekening met de sterk toenemende vraag naar aardgas in West-Europa en hij laat niet af ondernemers te wijzen op de grote leveringszekerheid die zijn bedrijf in vergelijking met buitenlandse producenten kan garanderen. Gasunie heeft onlangs een zet op het schaakbord van de concurrentie gedaan om verlies van marktaandeel te compenseren en nog beter gebruik te maken van haar leidingnet. Verberg bood de Belgische concurrent Distrigas aan om Brits gas, zodra het bij Zeebrugge binnenkomt, door Nederlandse pijpleidingen te vervoeren naar Duitse afnemers. België zou enorme investeringen moeten doen om op eigen grondgebied een hoofdleiding aan te leggen naar het oosten, terwijl Gasunie voldoende capaciteit heeft en met een simpele, korte verbinding van Zeebrugge naar Zeeuws-Vlaanderen jaarlijks een groot volume naar Duitsland kan pompen. Als dat lukt zullen de Rotterdamse ondernemers hun plan voor een eigen leiding waarschijnlijk snel in de prullenbak laten glijden.

Een andere strategische zet is het onlangs getekende contract tussen Gasunie en de Russische moloch Gazprom. Vanaf 2001 leveren de Russen 4 miljard kubieke meter gas per jaar aan Nederland. Die samenwerking kan worden uitgebreid als Nederland meer ondergrondse opslag in lege gasvelden kan realiseren. Tegen de tijd dat de Nederlandse reserves flink afnemen, kan Gasunie geleidelijk veranderen in een bedrijf dat voornamelijk handelt in gas, waarbij de enorme Russische voorraden borg staan voor voldoende aanvoer en Gazprom een steviger afzetpositie op de Westeuropese markt krijgt. Minister Wijers wil binnen afzienbare tijd ook het midden- en kleinbedrijf laten profiteren van de vrije energiemarkt. Ondernemers in deze sector, al of niet in combinatie, moeten ook de mogelijkheid krijgen contracten voor levering van energie uit het buitenland af te sluiten.

Ook heeft het MKB belangstelling voor de bouw van meer warmtekrachtcentrales (WKK). Dit decentrale vermogen heeft de afgelopen jaren al een hoge vlucht genomen en zorgt nu voor ruim 20 procent van de nationale elektriciteitsvoorziening. Het hogere rendement van deze kleine centrales, die hun warmte (stoom) nu nog voornamelijk aan de procesindustrie leveren en warm water aan stadsverwarming en tuinders, past goed in de milieudoelstellingen van de regering. Ook kleinere bedrijven kunnen daarvan voordeel hebben, door samen WKK-centrales te exploiteren, eventueel met de energiedistributiebedrijven.

Voor de distributiebedrijven vormen de warmtekrachtcentrales een interessant veld van nieuwe activiteiten. De overtollige elektriciteit wordt aan het openbare net geleverd. Deze ontwikkeling heeft echter tot een forse overcapaciteit voor de opwekking van stroom geleid, die noopt tot een rem op de bouw van nieuw vermogen. Volgens de nieuwste regels die tussen minister Wijers en de elektriciteitssector zijn overeengekomen, moet er voor elke nieuw te bouwen centrale eerst een contract worden gesloten met de afnemers. Bovendien moeten nieuwe centrales die tot het decentrale vermogen behoren, in de daluren van de stroomvraag op een laag pitje geschakeld kunnen worden. Voor bedrijven en instellingen die louter voor de eigen stroom- en warmtevoorziening een centrale bouwen, geldt geen enkele beperking en daar kan winst voor het MKB in zitten. Over een kleine tien jaar zijn ten slotte de kleinverbruikers (huishoudens en kleine ondernemingen) aan de beurt om van de vrije energiemarkt te profiteren. Dan kunnen de kruidenier en de huisvader in de Amsterdamse Dapperbuurt een comité oprichten dat voor de hele wijk op zoek gaat naar de voordeligste manier om energie in te kopen. Dr. Rob van 't Hullenaar, algemeen directeur van EnergieNed, de koepelorganisatie van energiedistributiebedrijven, denkt dat het wellicht nog sneller kan. Hij is net terug van een studiereis naar de Verenigde Staten. “In de stedelijke gebieden aan de oostkust van de VS gaan nu al vertegenwoordigers van energiebedrijven met folders langs de deuren om de consument ervan te overtuigen dat hij voordeliger uit is met een gasaansluiting dan met elektriciteit.” Mischien krijg je zoiets ook in Nederland en dan wordt het comité-Dapperbuurt overbodig”, zegt Van 't Hullenaar. Hij voorziet grote veranderingen voor de energiedistributiebedrijven. “Die gaan meer op de markt inspelen. Je krijgt een splitsing van taken, in aparte business units of ondernemingen. Eén voor het beheer van de leidingnetten voor transport van stroom en gas, en één voor de handel en verkoop van energieprodukten. Dat moet haast wel, want als ik klant ben in de Dapperbuurt en ik wil kiezen wie mijn leverancier wordt, dan moet elke leverancier wel via de netten kunnen leveren. Er blijft dus wel een monopolie voor netten wat de eigendom betreft, want dubbele netten zijn te duur, maar iedereen krijgt toegang tot de leidingen.”

Westeuropese energiebedrijven zullen zich een heel andere ondernemingscultuur eigen moeten maken, zegt Van 't Hullenaar. “In de VS, het Verenigd Koninkrijk en de Scandinavische landen is het gemeengoed dat deze bedrijven shoppen voor de inkoop van energie, puur om klanten te winnen. Naarmate men meer klanten weet te vinden, krijgen de betrokken medewerkers een bonus. Dat staat nu nog een heel stuk af van onze CAO hier.” De EnergieNed-directeur voorziet dat er na het jaar 2003, als de overcapaciteit in de Nederlandse elektriciteitsvoorziening is weggewerkt, weer ruimte ontstaan voor meer warmtekrachtcentrales. “Ik ga ervan uit dat kleinschalige WKK dan een deel van het grootschalig vermogen zal verdringen.”

EnergieNed is een sterk voorstander van meer concurrentie op de markt, in het belang van de laagst mogelijke prijzen. “Daarom willen we ook van de pool af, waarin nu bijna alle kosten van de openbare elektriciteitsproduktiesector landelijk worden gedeeld.” De vraag rijst hoe interessante milieuprojecten als de proefcentrale voor kolenvergassing in het Limburgse Buggenum dan gefinancierd moeten worden. “Dat zijn normale research-inspanningen van een bedrijf, die in de prijs van het produkt tot uitdrukking moeten komen”, zegt Van 't Hullenaar. “Maar ik kan me ook voorstellen dat de overheid een toeslag op de rekening heft om dit soort projecten te betalen. Dan moet het een doelheffing worden, zoals de huidige MAP-toeslag (Milieu Actie Plan). Die mogelijkheid zou overigens niet mijn voorkeur hebben. Om gelijke concurrentievoorwaarden te creëren kun je ook milieu-eisen stellen aan eventuele onafhankelijke stroomproducenten die zich een plaats op de Nederlandse markt willen verwerven.”