Butz Aquino voelt die morgen vlinders in zijn buik. Het is 21 augustus 1983, en zijn broer Benigno keert terug naar de Filippijnen. Butz heeft hem drie jaar niet gezien. Terwijl hij in Manila zijn geld verdiende als parttime acteur en zakenman, verbleef Benigno in de Verenigde Staten.
Benigno Aquino is een man met brille en charisma, een befaamd politicus die al op jonge leeftijd naam maakte in de Filippijnse senaat. Iedereen kent 'Ninoy' zoals zijn vrienden hem noemen, en Butz is zelden meer dan 'de broer van'. Maar dat deert hem niet. Want Benigno is voorbestemd ooit zijn land te leiden.
Die ambities zijn een paar jaar geleden ruw onderbroken door zijn politieke rivaal Ferdinand Marcos, sinds 1965 president van de Filippijnen. Kort nadat hij in 1972 de staat van beleg had uitgeroepen, liet Marcos Benigno gevangen nemen. Pas in 1980 kreeg hij toestemming om de gevangenis te verlaten en naar de Verenigde Staten te vertrekken voor een hart-operatie. Benigno vestigde zich met zijn vrouw Cory en hun vijf kinderen in Harvard. Van daaruit onderhield hij contact met zijn supporters in Manila, die hoopten op zijn terugkeer. Volgens hen was Ninoy de enige die een einde kon maken aan de corruptie, het nepotisme, het geweld en de ongerechtigheid die de Filippijnen onder Marcos steeds nadrukkelijker waren gaan kenmerken.
Op 21 augustus 1983 is het dan eindelijk zover. Al dagen gonst het door Manila: Ninoy komt terug! In het presidentiële Malacanang-paleis van president Marcos heerst paniek. Tevergeefs heeft de regering alle mogelijke pogingen ondernomen om de terugkeer van Ninoy te voorkomen. Bovendien zoemt het gerucht door de Filippijnse hoofdstad dat Marcos in coma ligt. De president kampt al maanden met een ernstige nieraandoening en zou na een laatste operatie buiten bewustzijn verkeren. En juist nu keert zijn aartsrivaal Benigno Aquino terug. In gezelschap van een aantal buitenlandse correspondenten, die hij persoonlijk heeft uitgenodigd als zijn 'beschermengelen en getuigen', is hij een paar uur eerder in Taipei aan boord gegaan van een toestel van China Airlines. Die middag staan Ninoy's supporters in drommen op Manila International Airport te wachten op hun held.
Als het vliegtuig met Aquino daar bij de aankomsthal is gearriveerd, komen er plotseling militairen aan boord. Benigno wordt door een zijdeur naar buiten geleid. Opeens klinken er schoten. Er wordt gegild. Weer schoten. En dan ziet Butz zijn broer in een plas bloed op het asfalt naast de vliegtuigtrap liggen. Ninoy Aquino is dood.
Kleur van hoop
“Die moord bracht een grote schok teweeg, en maakte veel woede los bij de Filippino's”, vertelt Butz Aquino twaalfeneenhalf jaar later in de lobby van het Diamond Hotel in Manila. Hij heeft er net vergaderd voor de jaarlijkse viering van de revolutie, die dit weekend zal plaatshebben.
“Met de dood van mijn broer stierf er iets in ons allemaal. Maar er werd ook iets geboren. Ninoy heeft altijd gezegd: een Filippino is het waard om voor te sterven. En wij riepen nu naar hem: 'Hindi ka nag-iisa!'. Je bent niet alleen. In augustus 1983 is de revolutie eigenlijk begonnen.” Butz Aquino praat gedreven over wat er toen allemaal gebeurde in zijn land. “Dat heb ik van Ninoy”, zegt hij.
Sinds 1983 leeft Butz in naam van zijn broer. Ofschoon hij nooit iets in de politiek had gedaan en er eigenlijk ook niet echt in geïnteresseerd was, werd hij door de aanhangers van zijn broer aangespoord om de oppositie tegen het Marcos-regime op zich te nemen. En Butz deed dat. Hij liep voorop in de dertig kilometer lange protestmars door Manila na de massaal bezochte wake voor zijn broer in de Santo Domingo kerk. In een van de grootste demonstraties ooit liepen naar schatting vier miljoen mensen mee, velen met een zwarte rouwband om de arm en een gele band om het hoofd. “Benigno's lievelingsliedje was 'Tie a yellow ribbon round the old oak tree'. Dat zongen we in de dagen voor zijn terugkeer. Na zijn dood werd geel zijn kleur, de kleur van hoop”, zegt Butz.
De massademonstratie was het begin van een tijdperk vol protesten tegen het regime van de uit zijn coma herrezen Ferdinand Marcos. Een slappe stem en een ingevallen gelaat had veel van de voorheen zo krachtige uitstraling van de president weggenomen. De oppositie groeide snel en schoof Cory Aquino, de integere en politiek onbesmette weduwe van Benigno, als enige kandidaat naar voren om te strijden tegen Marcos in de verkiezingen. De bescheiden huisvrouw zei de strijd tegen de presidentiële dictatuur van Marcos persoonlijk voort te zullen zetten, als een hommage aan haar vermoorde echtgenoot. 'Cory', zoals iedereen haar noemde, groeide in korte tijd uit tot de hoop van de Filippino's. Ze werd een steeds grotere obsessie voor Marcos, die dacht te hebben afgerekend met zijn grootste rivaal, maar nu diens geest terugzag in Cory.
Onder druk van de almaar groeiende oppositie riep Marcos eind 1985 verkiezingen voor begin februari 1986 uit. Door grootscheepse fraude wist hij te winnen. “En toen was voor iedereen de maat echt vol. We wisten allemaal dat Cory de meeste stemmen had gekregen. De computerprogrammeurs, die in dienst van de kiescommissie waren belast met het toezicht op de officiële stemmingen, legden uit protest zelfs hun werk neer omdat ze valse informatie moesten doorspelen. We waren wanhopig en boos”, vertelt Butz Aquino.
In de dagen na de verkiezingsuitslag kreeg zijn schoonzus belangrijke steun: de katholieke kerk schaarde zich achter haar en bond daarmee na jaren van ambivalentie eindelijk de strijd aan tegen Marcos. Nooit eerder had de kerk zo duidelijk en demonstratief politiek partij gekozen. Omdat 85 procent van de Filippino's katholiek is, was dit van doorslaggevende betekenis. Op zondag 9 februari droeg de leider van de Filippijnse katholieke kerk, kardinaal Jaime Sin, een dienst op aan Cory Aquino. In de de stampvolle Baclarankerk in Manila waarschuwde Sin dat “een overwinning door bedrog en terreur het hart van ons volk zal verscheuren.” De volgepropte kerk barstte in juichen uit en scandeerde tussen het zingen van de liturgie steeds weer 'Cory, Cory!'.
Desertie
In zijn eigen paleis aan de rand van Manila, waar de kardinaal zijn gasten bulderlachend ontvangt met een 'Welcome to the House of Sin!', legt Jaime Sin tien jaar later uit waarom hij toen zo openbaar partij koos. “Politiek is een menselijke activiteit en het heeft een morele dimensie. En daar komt de kerk om de hoek kijken, want de kerk kan zich niet beperken tot de sacristie. De kerk moet naar buiten komen en de mensen vertellen wat wel en wat niet goed is. Dat noem ik: kritische collaboratie”, zegt de kardinaal. Hij heft zijn handen en zet grote ogen op. “ Ten tijde van Marcos mocht niemand kritiek hebben, anders gooide Marcos je het gevang in. Wie verdacht was, werd opgepakt. En alleen als je kon bewijzen dat je onschuldig was, kwam je weer vrij. Na de verkiezingen was de maat vol. Daarom moest de kerk spreken, als beschermer van de mensenrechten. Want als het moet, dan praten we. Hardop!”
Zijn steun aan Cory Aquino bracht de ontwikkelingen in de Filippijnen in een stroomversnelling. Twee weken later deserteerden generaal Fidel Ramos, de commandant van de Filippijnse krijgsmacht, en Juan Ponce Enrile, de minister van defensie van het land, uit het Marcos-kamp. In hun kielzog liepen tientallen soldaten over naar de oppositie. Ze verschansten zich in twee militaire kampen aan de Epifanio Delos Santos Avenue, kortweg aangeduid als EDSA. Marcos dreigde met executie als de weggevluchte militairen zich niet binnen 24 uur zouden overgeven. “Want desertie staat gelijk aan verraad en op verraad staat de doodstraf”, liet de president weten.
“Direct nadat Marcos dat had gezegd, rinkelde hier de telefoon”, vertelt kardinaal Sin. “Het was de vrouw van Enrile, die vroeg of ik wilde bemiddelen. Ze was zo bang dat haar man gedood zou worden door de mannen van Marcos.” Niet alleen Enriles echtgenote had dat angstige vermoeden, binnen een uur stonden vrijwel alle vrouwen van de gedeserteerde militairen voor de poort van het huis van de kardinaal.
Sin besloot dat het tijd was zijn machtige medium, Radio Veritas, in te zetten. De katholieke radiozender werd al jaren door miljoenen Filippino's beluisterd en kon nu mooi dienen om de massa op te roepen te bidden voor Ramos, Enrile en hun mannen. “En verder vroegen we iedereen via de radio om naar EDSA te komen en daar onze soldaten te beschermen. Binnen een uur waren er een miljoen mensen op de avenue. Ze gaven de soldaten te eten en te drinken en ze maakten menselijke barricades om de vijand tegen te houden”, vertelt Sin. Het Marcos-regime kwam zo onder zware druk van de volksmacht, de 'Peoples Power', te staan. De EDSA-revolutie was geboren.
Reagan
Drie dagen en drie nachten werd er gebeden en gezongen voor de poorten van de twee kampen. En al die tijd werd het volk via Radio Veritas op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen. De radio-omroepster June Keithley-Castro werd 'de engel van EDSA' genoemd. Twaalf uur lang praatte ze de mensen moed in. Niemand wist waar ze zat. “Het was doodeng, maar het moest”, zegt Keithley-Castro nu. “Ik zat vlakbij de vijand. Vanuit mijn radiotoren kon ik het paleis van Marcos zien liggen. Maar ik voelde me beschermd. Ik wist dat de trap naar boven bewaakt werd door tientallen nonnen.” Toen het leger van de president in een laatste poging de revolutie te stoppen, traangas afvuurde op de massa bij de militaire kampen, speelde June het Filippijnse volkslied dat door iedereen werd meegezongen.
“Als ik nu terugkijk op wat er toen is gebeurd, denk ik niet dat er ooit ergens op de wereld zo hard gebeden is, met zovelen tegelijk”, vertelt ze in de woonkamer van haar villa in Quezon City. “Daar ging zo'n enorme religieuze kracht vanuit. Vergeet niet dat dit het meest gelovige volk ter wereld is. 99 procent van de Filippino's gelooft in het bestaan van een God. Dit volk zit zo boordevol hoop. Toen de paus hier een paar jaar geleden op bezoek was, waren er vier miljoen mensen die naar hem kwamen luisteren. En tijdens zijn mis daalde de criminaliteit in en rond Manila in één dag met negentig procent!” De Oprah Winfrey van de Filippijnen moet er een beetje om lachen.
Toen June Keithley na een lange nacht vol bidden en zingen haar radio-marathon afsloot, was de EDSA-revolutie nog niet ten einde. De tot dan toe vreedzame demonstratie dreigde even gewelddadig te worden. Toen bleek dat Marcos, ondanks eerder geruchten dat hij was gevlucht, toch nog in het land was, wilde een aantal jongeren het presidentiële paleis bestormen. Kardinaal Sin onderkende het gevaar van een bloedige opstand en greep in.
Sin: “Ik heb toen het Witte Huis gebeld en ik heb gezegd: 'Mister Reagan, u moet Marcos nu helpen, want als u nu niets doet, dan wordt uw vriend binnen een paar uur vermoord.”
Reagan heeft altijd een vriendschappelijke band met Marcos onderhouden. Er is zelfs wel gesuggereerd dat Marcos een van de grote financiers is geweest van Reagan's verkiezingscampagne. Toen Reagan president was, waren de Filippijnen voor de VS bovendien nog van grote strategische waarde, omdat daar de grootste militaire bases van de Amerikanen buiten de VS lagen.
Dat verklaart enigszins waarom Reagan pas in een laat stadium voorzichtige kritiek op Marcos uitte, naar aanleiding van de verkiezingsfraude. De Amerikaanse president bleef liever neutraal.
Daarom ook suggereerde Reagan toen Sin belde, dat Marcos maar naar Honduras moest gaan, en niet naar de VS. Sin reageerde fel: “Ik zei: Mister Reagan, u kunt hem beter zo snel mogelijk evacueren want anders hebben we hier een bloedbad. Ik ben er op tegen dat Marcos naar Honduras gaat, want hij is zwaar ziek en in dat land kunnen ze hem niet goed verzorgen. Marcos moet naar Amerika!” Reagan belde de kardinaal een paar minuten later terug. “Hij zei dat hij akkoord ging. Marcos mocht naar Hawaï worden gebracht. Niet naar het vasteland, dat wilde mister Reagan niet.” En zo werd Ferdinand Marcos, een paar uur nadat hij zichzelf in het paleis nog even snel had laten beëdigen, op 25 februari 1986 naar de Amerikaanse eilandstaat Hawaï gevlogen. Hij zou daar blijven tot zijn overlijden in 1989.
Een paar uur voor Marcos' vlucht was in Club Filippino, in het noorden van Manila, Cory Aquino beëdigd als president. “Ik neem de macht over in de naam van het Filippijnse volk”, zei ze.
Envelopjes
In haar zesjarige termijn als president herstelde 'Cory' de democratie en stelde zij een nieuwe grondwet op. Maar ook Aquino kon een aantal problemen op de eilandenarchipel niet oplossen. Bovendien werd het land tijdens haar bewind zwaar getroffen door een uitbarsting van de vulkaan Mount Pinatubo in 1991.De armoede onder de bijna zeventig miljoen Filippino's is onder 'Cory' nauwelijks verminderd. Ook Fidel Ramos, die haar in 1992 opvolgde als president, heeft tot nu toe niet kunnen veranderen dat bijna de helft van de bevolking tien jaar na EDSA nog steeds onder de armoedegrens leeft. Volgens Ramos is de Filippijnse economie te sterk afhankelijk van de bijdragen van bijna vier miljoen landgenoten die in het buitenland werken. Hun gevulde envelopjes met dollars die in de bouw, hotelwereld of huishouding in het Midden Oosten, Singapore of Hongkong zijn verdiend, houden de Filippijnse staathuishouding overeind.
Toch is de Filippijnse economie de afgelopen paar jaar wat aangetrokken door investeringen en activiteiten in eigen land. In 1995 stegen de investeringen met zes procent en de voorspellingen voor de rest van deze eeuw zijn rooskleurig. Vooral in en rond Manila investeren steeds meer buitenlandse bedrijven miljoenen dollars. Het tot tax-free port en industriepark omgetoverde Subic Bay, de voormalige marinebasis van de Amerikanen, is het trotse symbool van het huidige Filippijnse zelfvertrouwen. Tal van bedrijven, waaronder de grote Amerikaanse expediteur Federal Express, hebben hun regionale hoofdkantoor gevestigd in Subic. Dit jaar zal de APEC-top, een economisch samenwerkingsverband van de Verenigde Staten en andere landen rond de oceaan, er plaatshebben.
Ramos heeft vooral moeite met het doorvoeren van maatregelen die veel Filippino's tegelijk treffen. De verhoging van de olieprijs stuitte onlangs al op veel protest. Maar de meeste woede wekte het anti-geweld wetsontwerp waarmee Ramos de veel voorkomende criminaliteit, de reeksen ontvoeringen in de grote steden, de kindermishandeling en de vele moorden in het land te lijf wil gaan. De wet doet velen denken aan de tijden onder Marcos' staat van beleg, en die gevoeligheid wordt nu uitgebuit om het wetsontwerp weg te stemmen.
De tijden van Marcos echoën nog steeds op allerlei manieren in de Filippijnse samenleving. Voor buitenstaanders is het amper te bevatten dat voormalig medewerkers van Ferdinand Marcos nu weer een actieve rol spelen in de politiek. Meest in het oog springend is zijn weduwe Imelda, die vorig jaar een parlementszetel verwierf in haar geboorteprovincie Leyte, terwijl er nog steeds 28 strafrechtelijke en 35 civiele procedures tegen haar lopen. Ze werd drie jaar geleden in staat van beschuldiging gesteld en veroordeeld tot 18 tot 24 jaar gevangenis, maar omdat ze in beroep ging is ze nu nog steeds op vrije voeten. En het is zeer de vraag of die situatie ooit verandert, vooral omdat veel voormalig medewerkers van haar overleden man intussen weer belangrijke posities innemen onder Ramos.
Ironisch genoeg profiteert Imelda van de veranderingen die werden doorgevoerd toen haar man het land verlaten had. “Wie ergens van wordt verdacht, wordt niet meteen opgesloten maar krijgt hier nu een eerlijk proces. Daar hebben we tijdens de revolutie voor gevochten”, concludeert Butz Aquino droogjes. Bij de 'eerlijkheid' in zo'n proces speelt volgens Aquino wel weer het karakter van de Filippino's een rol. “Het is onderdeel van onze cultuur dat we iemand die er niet meer is, alles vergeven. Ook Ferdinand Marcos. Over de doden niets dan goeds, die gedachte. Bij Imelda speelt dat zij twintig jaar aan de macht is geweest en veel mensen gunsten gaf. Men onthoudt de gunst en vergeet dan makkelijk de slechte kanten en alle misleidingen. Dat zullen we in de toekomst moeten afleren, willen we verder komen. Maar voorlopig zit dat diep geworteld in de Filippino's.”
“De bijbel vertelt ons ook te vergeven. Maar ook na vergeving moet worden teruggegeven wat is gestolen!”, lacht kardinaal Sin. Hij doelt op de 'missing millions' van de Marcos-familie. Die zouden op een bankrekening in Zwitserland staan en zijn nu onderwerp van strijd tussen slachtoffers van het Marcos-regime, de Filippijnse regering, de Zwitserse banken en de familie Marcos. “Ik weet zeker dat al ons geld door Marcos naar Zwitserland is gebracht. Maar ik zou al blij zijn als we ooit alleen de rente terugkrijgen”, zegt Sin.
“Misschien”, peinst Butz Aquino, “zouden we de Marcos-clan harder hebben aangepakt als de EDSA-revolutie gewelddadig en bloederig was verlopen. Maar omdat alles zo vreedzaam was, is er ook nooit echte wraak op ze genomen.”
Volgens June Keithley-Castro hoort wraak niet bij Filippino's. “Laatst las ik een onderzoek waaruit naar voren kwam dat de Filippino's de gelukkigste mensen van Azië zijn”, vertelt ze. “Veel gelukkiger dan de Japanners die veel rijker zijn. Dit volk is af en toe niet te begrijpen voor de buitenwereld. Het is heel anders dan de rest van Azië. De Filippijnen, dat is vierhonderd jaar Spanje en veertig jaar Hollywood, zeg ik wel eens. Dat levert fiesta's, passie en show op en een soort Robin Hood-houding: steel van de rijken en voedt de armen. Zorg voor je familie, hou van je buurman en vertrouw op God, dan komt alles goed. Dat zag je allemaal terug in EDSA.”