Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Economie

Hebzucht

JUDITH RAWNSLEY: Blauw bloed, rode cijfers

220 blz., geïll., Jan Mets 1995, vert. Ernst van Altena (Going for Broke, Nick Leeson and the Collapse of Barings Bank), ƒ 29,90

Wie bij Barings komt werken, pakt de bal op en gaat er mee vandoor. Dit advies kregen de jonge, aankomende bankiers te horen wanneer ze bij Barings Bank begonnen. Agressief, cliënt-gericht, creatief en vooral hard werken en veel uitgaan. Dat was het leven bij Barings, de oudste en een van de meest gerespecteerde Britse investeringsbanken. Vooral in de opkomende financiële markten van Azië, waar Barings traditioneel een sterke positie innam, was het feest. De verdiensten en het bestaan waren snel en spectaculair.

Een jaar geleden maakten de speculaties van een 28-jarige handelaar in Singapore een einde aan het zelfstandig bestaan van Barings. Nick Leeson, de roekeloze handelaar, werd een begrip voor de ongrijpbare grilligheid van de financiële markten over heel de wereld. Zijn aanvankelijke successen, die de medewerkers van Barings forse einde-jaarsbonussen zouden opleveren, hadden hem de bijnaam de 'koning van Simex', de optiebeurs van Singapore, gegeven. In werkelijkheid was hij bezig onvoorstelbare verliezen te verbergen. Toen de spanningen hem te veel werden, vluchtte hij. Het verlies van 827 miljoen pond (2,3 miljard gulden) dat hij had veroorzaakt, betekende het einde van 233 jaar onafhankelijkheid van Barings. Leeson werd in Frankfurt gearresteerd, uitgeleverd aan Singapore en veroordeeld. En Barings werd voor 660 miljoen pond (1,8 miljard gulden) overgenomen door de Nederlandse ING Groep.

In Going for broke ontrafelt Judith Rawnsley met grote deskundigheid wat zich heeft afgespeeld bij Barings. Rawnsley heeft het verhaal aangevuld met een levensbeschrijving van Nick Leeson, een verslag van zijn laatste dagen bij de bank en met een korte geschiedenis van Barings. Het is een boek om van te smullen. Helaas is de Nederlandse vertaling Blauw bloed, rode cijfers te haastig in elkaar gezet. Veel Engelse woorden uit het financiële jargon zijn ongelukkig of verkeerd vertaald. Daardoor mist de Nederlandse vertaling de spanning en de vaart van de Engelse tekst.

De Leeson-affaire is een aaneenschakeling van durf, arrogantie, hebzucht en incompetentie. Als oud-medewerkster van Barings in Tokio had Judith Rawnsley het voordeel van 'binnen uit' over de bank te kunnen schrijven. Ze kende de omgangsvormen van het financiële wereldje van expatriates in Azië, waar de jonge, aantrekkelijke vrouwelijke bankiers als de Baring Bimbettes bekend stonden. Ze beschrijft de cultuur waarin de vraag 'Heb je honger?' betekende dat van de bankiers een onstilbare hebzucht naar geld werd verwacht. Ze heeft samengewerkt met Leeson en met de hoofdpersonen in het Barings-drama. Met haar oude contacten binnen Barings beschikte ze over veel informatie over de manier waarop de bank werd geleid. Bovendien kan ze, als oud-journalist, helder uitleggen hoe de ondoorgrondelijke handel van de derivaten en optiemarkten in elkaar zitten.

De val van Barings was “iets dat een keer moest gebeuren”. Organisatorisch deugde er veel niet bij de bank; Leeson was bijvoorbeeld niet alleen handelaar, maar ook administrateur en zijn eigen toezichthouder. Rawnsley verwijt de intussen afgetreden of ontslagen top van Barings dan ook medeverantwoordelijkheid voor de ondergang. Het management van de bank wist domweg niet wat zich in Singapore afspeelde. Veel oudere bankdirecteuren weten volgens haar nauwelijks hoe de ingewikkelde derivatenmarkten waarin de jonge handelaren opereren, werken, maar ze durven dat niet te erkennen.

Rawnsley legt de nadruk op de cultuur van de beursvloer en de psychologie van de handelaren. In de dealing rooms heerst de psychologie van de angst: angst om te verliezen leidt tot spanningen, dwaasheden, gokken en ontkenning van ongunstige gegevens. Nick Leeson, een gewone jongen uit de Engelse lagere middenklasse, raakte in het snelle leven in Singapore en de macho cultuur van de trading floor het contact met de werkelijkheid kwijt. Hij handelde met een geheime rekening, terwijl hij de indruk wekte dat hij namens anonieme klanten optrad. De verbijstering bij Barings toen dit na zijn vlucht ontdekt werd, geeft Rawnsley treffend weer in de volgende dialoog: “Peter, these positions belong to Nick's client.” “Fernando, there is no client.”

Leeson was volgens Rawnsley geen gewetenloze financiële boef, maar evenmin uitsluitend het slachtoffer van de misstanden in de aristocratische top van de Barings bank, zoals hij zichzelf heeft proberen te rechtvaardigen. Ze heeft geen medelijden met Leeson en ze besluit: “Er zijn echte slachtoffers gevallen bij de ondergang van Barings en Leeson hoort daar niet bij.” Intussen wordt in Harry's Bar, het favoriete café van de financiële handelaren in Singapore, tegenwoordig Leeson-bier gedronken.