Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Binnenlands bestuur

Moderne tijd vraagt juist om nieuw progressief perspectief

Laat PvdA, D66 en GroenLinks samen een minimumprogramma opstellen, aldus drie PvdA-prominenten (NRC Handelsblad, 30 sept.). Carel Tielenburg en Christiaan de Vries (D66) vinden hun analyse gebrekkig. Zij pleiten voor meer progressieve stemverheffing. Ab Harrewijn en Marijke Vos (GroenLinks) zien weinig in het voorstel. Zij willen wel zoeken naar een derde weg tussen klassiek-progressief en conservatief.

Vanuit GroenLinks is niet direct juichend gereageerd op de voorstellen tot progressieve samenwerking rond een minimum-programma, zoals gelanceerd door De Beus, Kalma en Scheffer. De redenen voor enige gereserveerdheid liggen voor de hand. Waar de drie PvdA-prominenten vooral wijzen op de overeenkomsten in de verkiezingsprogramma's van PvdA, D66 en GroenLinks, hebben we te maken met de dagelijkse politieke keuzen binnen de paarse coalitie. En daar worden we niet altijd vrolijk van.

We weten dat we die zorg delen met de drie pleitbezorgers van progressieve samenwerking. Kalma heeft in de nota De wonderbaarlijke terugkeer van de solidariteit uitdrukkelijk zijn zorg uitgesproken over de discrepantie tussen de paarse politiek ten aanzien van milieu en solidariteit en het PvdA-programma. Ook Jos de Beus heeft zich al eerder publiekelijk uitgesproken over de in zijn ogen zwakke sociale koers van de PvdA.

Waren zij degenen met wie GroenLinks over samenwerking moest onderhandelen, dan waren we ongetwijfeld enthousiaster geweest. Maar het ligt meer voor de hand dat alles wat nu over gezamenlijke programma's wordt gezegd, zal worden overschaduwd door een intern-paarse solidariteit. Wij vrezen dat een minimumprogramma, als dat er al zou komen, dan voor GroenLinks wel erg minimaal zou worden.

Dit neemt niet weg dat de gedachten achter deze poging om te komen tot progressieve samenwerking meer waardering verdienen dan ze totnutoe hebben gekregen. Sommigen lopen al te snel over de ernst van hun poging heen. Volgens Mark Kranenburg bijvoorbeeld vindt de echte heroriëntatie plaats binnen het paarse kabinet en miskennen De Beus, Kalma en Scheffer het gegeven dat een groot deel van de kiezers eigen (deel)belang laat prevaleren boven het algemeen belang. En die deelbelangen komen elkaar tegen in het midden, beweert hij. Ook PvdA-voorzitter Rottenberg zag een heroriëntatie opbloeien in de schoot van alle partijen, dus ook bij CDA en VVD.

Nu willen wij niet ontkennen dat er in en tussen alle partijen boeiende discussies kunnen opbloeien, maar het idee van De Beus, Kalma en Scheffer was nu juist niet om individuen uit alle partijen bij elkaar te zetten en min of meer ongericht met de problemen te laten worstelen. Zij zoeken een progressieve heroriëntatie, waarbij het wel degelijk uitmaakt hoe je je uitgangspunten kiest: in de dominantie van het marktdenken of in eerlijk delen, waarbij hoort een herverdeling van arbeid, inkomen en kennis, duurzame ontwikkeling en culturele openheid en tolerantie.

De drie auteurs maken zich grote zorgen over de nonchalante omgang met de milieuproblematiek, over de onmacht ten aanzien van armoede en uitsluiting, over culturele en raciale spanningen. De politieke hoofdstroom biedt hierop geen overtuigende antwoorden. Van een groot deel van de burgers, die het redelijk goed gaat in de oplevende economie, hoeft evenmin spontaan idealisme te worden verwacht, dat die hoofdstroom onder druk zou zetten. Maar het gaat te ver om vervolgens te doen alsof al die burgers ongevoelig zijn voor welke problemen dan ook, zoals Mark Kranenburg suggereert.

Het beeld van de burger als een tevreden huisbezitter die bij naderend onheil zijn luiken sluit, miskent de bereidheid van veel mensen om verder te kijken dan het eigen erf. Zulke bereidheid wordt echter belemmerd als niet duidelijk wordt welke mogelijkheden er zijn om bewogenheid te uiten, behalve een bijdrage aan een kledinginzameling voor Bosnië of een girootje voor Afrika. Juist een progressief perspectief op politiek niveau is hard nodig en dan ook een perspectief dat niet bij voorbaat als onrealistisch kan worden weggemoffeld.

Zulk samen zoeken naar andere perspectieven was de uitdaging die De Beus, Kalma en Scheffer formuleerden voor PvdA, D66 en GroenLinks. Die perspectieven zouden de naar het midden gedreven kiezers weer wat te kiezen moeten geven. Zij zien in onder andere de sociale ongelijkheid nog steeds een kristallisatiepunt van tegenstellingen, al zullen die zich meer vermengen met culturele elementen zoals de waarde die wordt gehecht aan betaalde arbeid, consumptiestijl en de plaats van het gezin.

Met het PvdA-trio zijn wij van mening dat wezenlijke kwesties zijn aan te wijzen waarbij andere oriëntaties mogelijk zijn tussen conservatief en progressief. De progressieve antwoorden van de jaren zeventig voldoen niet meer; dat de staat niet langer die rol heeft waar ook wij toen vanuit gingen, mag duidelijk zijn.

Maar dat betekent niet dat de hegemonie van de markt het enig overgebleven alternatief is. Veel PvdA- en D66-prominenten beseffen dat ook: zij trachten tegenwicht te bieden aan het te makkelijk uitkleden van de beschermende rol van de overheid voor de zwakkeren en de al te snelle onderwerping van het milieu aan economische groei. Maar ze missen kracht en overtuiging. Op cruciale momenten wordt toch gekozen voor grote economische projecten met negatieve gevolgen voor het milieu.

De verdediging van de sociale rechtsstaat is in het algemeen zwak en niet geënt op een heldere toekomstvisie of op geloof in de waarde van solidariteit als kernbegrip. In de dagelijkse politiek wordt te snel verwezen naar de financiële kaders en niet veel verder gegaan dan het zo bekwaam mogelijk beheren van de BV Nederland - zodoende oogt de regeermacht van D66 en PvdA weliswaar degelijk en verantwoord, maar mist deze uiteindelijk progressieve wervingskracht.

Dat maakt de politiek niet aantrekkelijk voor bijvoorbeeld jongeren, die voor een groot deel best oog hebben voor maatschappelijke vragen die steeds evidenter niet worden opgelost langs de weg van economische liberalisering. Juist de progressieve politiek zou weer meer initiatief moeten nemen in het debat over de grote maatschappelijke vragen. Waar dat niet gebeurt, is er volop ruimte voor conservatieve en materialistische oplossingen, zoals nu vaak verwoord door VVD-leider Bolkestein.

Er zijn toch echt andere keuzes te maken. Het zijn weliswaar niet meer de keuzes via de oude politieke scheidslijnen, maar er is evenmin sprake van het vervlakken van alle keuzemomenten. Een deel van het traditionele PvdA-electoraat voelt zich wellicht meer thuis bij de op zelfredzaamheid en materiële welvaart gerichte politiek van de VVD. Maar omgekeerd voelen moderne, mondiaal denkende en tolerante liberalen zich niet meer thuis bij de nadruk op nationale staat en nationaal eigenbelang die Bolkestein propageert. In zoverre is de kiezersmarkt inderdaad in beweging. Maar dan is het ook zaak positie te kiezen en helderheid te verschaffen over de vraag welke nieuwe keuzes bepalend worden voor het politieke spectrum in ons land en welke oplossingen bij die keuzes horen.

En dan gaat het om keuzes als die voor een duurzame samenleving als uitgangspunt van politiek handelen, en dus als begrenzing voor wat economisch mogelijk is, tegenover een keus voor het primaat van de markteconomie met ecologische eisen als afgeleid probleem. Een keus voor altruïsme, tegenover een keus voor de vermeende zelfredzaamheid van de mens en de sterke nadruk op bescherming van positie en bezit. Een keus voor mondiale interesse, culturele openheid en tolerantie tegenover een keus voor afsluiting en het zoeken van een identiteit in het 'eigene', het vertrouwde, het gevestigde.

Het is het zoeken naar het “verbindend gezichtspunt binnen de 'driehoek' van sociale rechtvaardigheid, culturele openheid en ecologische duurzaamheid”, zoals De Beus, Kalma en Scheffer het samenvatten.

Het lijkt ons spannend zo te zoeken naar gemeenschappelijke progressieve gezichtspunten, zonder die direct te belasten met fusiegedachten of samenwerkingsakkoorden. Maar ook zonder onmiddellijk de mogelijke meerwaarde van zo'n zoektocht van PvdA, D66 en GroenLinks te verzuipen in de volle breedte van het politieke spectrum.