Alleen de naam al: Lina Bo Bardi, zo heet een wereldberoemde theatervedette. Maar Lina Bo Bardi (1914-1992) was architecte. Op haar naam heeft zij een niet te groot, maar uiterst veelzijdig oeuvre, want naast gebouwen beschouwde zij sieraden, meubelen, kostuums en toneeldecors ook tot het domein van de architectuur. Van haar bouwwerken is het Museu de Arte de São Paulo (1957-1968) in Brazilië het intrigerendst. Op de tentoonstelling die tot 6 oktober op de Universiteit in Delft wordt gehouden, is een model van het museum te zien: een platte, langwerpige doos die overlangs onder twee rode n-balken is gehangen. In werkelijkheid is de rode, betonnen draagconstructie tachtig meter lang en vormt een reusachtige lijst om de horizontale wolkenkrabber. Het opvallende gebouw staat zelfverzekerd op een van de hoogste punten van de stad - eerder was hier een ouderwetse Belvédère - bovenop een snelweg die in een dubbele tunnel eronderdoor loopt. Het interieur van de pinacotheek op de bovenverdieping van het museum is ongeveer even spectaculair, zo is in Delft op een afbeelding te zien. Naar ontwerp van Lina Bo Bardi zijn de kunstwerken van de vaste collectie stuk voor stuk bevestigd op een langwerpige, uit een betonnen sokkel oprijzende glazen plaat. Het is een eigenaardig gezicht om al die schilderijen, waaronder veel, vooral impressionistische meesterwerken, in slagorde en zonder enige hierarchie in de eindeloze ruimte te zien zweven. De gegevens, zoals de naam van de kunstenaar, de titel en het jaartal, staan op de achterkant van de transparante 'ezels' waardoor het democratisch karakter van de presentatie wordt benadrukt. “Een schilderij wordt toch ook gemaakt op een ezel die in de ruimte staat en nooit geschilderd op een doek dat op een dichte wand is gehangen,” schijnt 'Doña Lina' ooit te hebben gezegd ter verklaring van de unieke inrichting in São Paulo.
Wat waardering betreft is Lina Bo Bardi, wat je noemt, een 'architecten-architect'; de omstandigheid dat haar bouwkunstpraktijk zich in de turbulente cultuur van het derde-wereldland Brazilië afspeelde, is oorzaak van haar betrekkelijke onbekendheid in Europa. Zij werd geboren in Rome en na in deze stad een bouwkundestudie te hebben gevolgd, werkte zij in Milaan bij Gió Ponti, gevierd architect, directeur van de Triennale en van het gezaghebbende tijdschrift Domus. Tijdens de oorlog sloot Lina Bo zich aan bij het communistisch verzet en gaf enige tijd leiding aan Domus, alvorens in 1945 samen met onder andere de bekende architectuurcriticus Bruno Zevi het blad A, cultura della vita op te richten. Het vertrouwen dat het culturele leven na de bevrijding in Italië opnieuw zou kunnen beginnen, bleek echter ongegrond. In 1946 trok zij samen met de kunstcriticus Pietro Maria Bardi met wie zij in dat jaar ook trouwde, naar Brazilië. Bardi was door het Zuidamerikaanse land uitgenodigd om er een kunstmuseum op te richten. Het echtpaar vestigde zich in São Paulo en liet zich in 1951 naturaliseren tot Braziliaans staatsburger.
De sympathieke expositie in Delft - panelen met ontwerptekeningen, vrolijke, kinderlijke aquarellen, modellen van robuuste bouwwerken en een indrukwekkende, originele stoelencollectie - laat een intens sociaal en cultureel bewogen kunstenaar zien die was doordrenkt van de ideeën van de Europese avant-garde. Aldo van Eyck, die de tentoonstelling in Delft een openingswoord meegaf, ziet Lina Bo Bardi als de meest inspirerende figuur in de architectuurwereld van Zuid-Amerika en schroomt niet om met namen als Le Corbusier, Aalto en Louis Kahn haar in het juiste perspectief te plaatsen. De ambachtelijkheid van Bo Bardi komt vooral in haar sobere, houten meubelen tot uitdrukking en doet denken aan de 'geniale amateur' (Van Eyck) Gerrit Rietveld. Haar restauraties en gebouwen getuigen respectievelijk van de fijnzinnige poëzie van Carlo Scarpa en het visionaire idealisme van Oscar Niemeyer die, evenals Bo Bardi, communist was.
Grote kunstenaars en historische beelden van politieke omwentelingen trekken voorbij in het videoportret van Bo Bardi's leven en werk dat in Delft nonstop wordt vertoond en minstens zo veelzeggend is als de geëxposeerde aquarellen, tekeningen, stoelen en modellen. Het zitgedeelte van het provisorische theater waar de film via een forse monitor is te volgen, bestaat uit nonchalant op elkaar gesmeten, rood geverfde pakkisten van allerlei formaat waarin de Lina Bo Bardi Expo over de wereld reist. Vóór Delft was de 'show' te zien in São Paulo, Lissabon, Barcelona, Londen, Milaan, Genève, Parijs en Wenen en ná Delft komen nog aan de beurt Bolzano, Dublin, Helsinki, Frankfurt, New York en Montreal. De bloedrode, gebutste kisten vol krassen vormen symbolisch de perfecte ondergrond voor het aanschouwen van de cultureel avontuurlijke levensloop van deze gedreven vrouw die 'the people' van Brazilië had uitverkoren om haar ontwerpen voor te mogen maken. Nooit op jacht naar schoonheid, altijd op zoek naar vrijheid, zo was haar drijfveer. En haar verzameld werk is 'niet esthetisch maar beeldschoon' zoals Aldo van Eyck stelde, een gevolgtrekking die op de expositie in Delft overtuigend wordt geïllustreerd.
Hoewel Lina Bo Bardi in de film verklaart nooit een bankgebouw, hotel of 'private home' te kunnen ontwerpen, laat dezelfde film - en ook een maquette op de tentoonstelling - het prachtige, bijna transparante woonhuis zien, het Casa de Vidro (Glazen Huis) dat zij in 1951 ontwierp voor eigen gebruik en dat zich op slanke kolommen verheft boven een van de laatste stukjes tropisch regenwoud van de gemeente São Paulo. De villa vertegenwoordigt de Corbusiaanse, modernistische kant die kenmerkend is voor haar bouwkunst. Een andere, even aantrekkelijke kant wordt gevormd door de schoonheid van 'armoedige' materialen als palmbladeren, leem, en aangestampte aarde waarmee zij, gecombineerd met beton en hout, verlaten fabrieken opgekalefaterde en vervallen monumenten van een nieuw elan voorzag.
In het door haar intens geliefde Brazilië wist Lina Bo Bardi de architectuur op een onnavolgbare wijze met een antropologische visie te verrijken. Maar zij heeft ook de moderne kuipstoel aan het architectonisch universum van de jaren vijftig toegevoegd: die gestoffeerde, of met leer overtrokken ronde kom, los rustend in een dunne staalconstructie die niet meer was dan een buiscirkel met vier schuine pootjes.
Het is jammer dat de kennismaking met een van de grote talenten van de twintigste-eeuwse, moderne architectuur, in het faculteitsgebouw van de TU in Delft zo ver is weggestopt. Op deze manier blijft Lina Bo Bardi wat zij al was: een architect voor architecten. In ons land had zij minstens het podium van het Nederlands Architectuurinstituut in Rotterdam verdiend.