Hij vertelt: 'Begin jaren zeventig kwam ik hier bij de optische recordinggroep, waar gewerkt werd aan het opnemen van video via licht - laser - zoals bij de compact disc. Philips wilde een video-langspeelplaat maken. Het systeem kwam op de markt, maar was een flop. Vijf jaar later werd dezelfde techniek toegepast bij de compact disc, wat commercieel een groot succes werd. Mijn vindingen zijn daarin toegepast: hoe zet je gaatjes, putjes, zo op een disc dat je ze met laser goed kunt uitlezen, met een betrouwbare weergave, ongevoelig voor krassen en vlekken.'
We praten in zijn kleine werkkamer bij Philips. Zijn werktafel bevindt zich voor het raam. Onder het kozijn loopt een houten stroomgoot met stopcontacten en pluggen en op een tafel die langs de muur staat, bevindt zich een computer.
Hij relativeert zijn bijdrage als ik hem vraag of hij de uitvinder van de CD is: 'Ik denk dat niemand kan claimen dat hij de uitvinder is van de CD. Er zijn veel mensen bij betrokken. Neem alleen al de man die het plastic bewaardoosje heeft bedacht. Hij heeft meer bijgedragen aan het marktsucces dan ik. Maar er zijn twee basis-octrooien die de CD beschermen, waarvan er één op mijn naam staat. Alle andere octrooien bij Philips zijn verlopen, maar dat zijn wel de schouders waarop ik heb gestaan. Ik ben slechts één van de pioniers en mijn bijdrage zit in die codering: welke lengte de putjes moeten hebben en welke technieken je moet toepassen om meer speelduur op zo'n schijf te krijgen. Je kunt op mijn conto schrijven dat de CD nu zeventig minuten speelduur heeft in plaats van vijftig.'
'Het eerste wat in me opkomt, als ik nu een CD-speler zie, is: dat ding is veel te goedkoop. Een bril kost al gauw 800 gulden, een CD-speler, die door zeer deskundige mensen ontworpen is, maar 250 gulden. Dat is belachelijk.' Hij ziet zichzelf meer als een vakman dan als een uitvinder: 'Edison was een echte uitvinder. Zijn grammofoon betekende een veel grotere bijdrage aan het mechanische geluid dan de CD - die houdt alleen geluidsverbetering in. Mensen hebben aan de 78-toerenplaten veel plezier beleefd met dansen en verliefd worden. Ik heb octrooien waarvan ik zeg: dat is vooral vakmanschap en een kleine creatieve stap, maar er zijn er enkele die toch heel aardig zijn.'
Hij heeft 35 octrooien op zijn naam staan, waarvan zes à zeven basis-octrooien: 'Dat wil zeggen dat je bijvoorbeeld nooit een digitale cassette kunt maken zonder gebruik te maken van dat octrooi.'
Hoewel Schouhamer Immink slechts een bijdrage heeft geleverd aan de uitvinding van de CD is er nu sprake van legio toepassingen, waarbij daarop wordt teruggevallen: CDI, CD-ROM, uitwisbare CD's (net als tapes), en CD's met een grotere opnamecapaciteit. Hij heeft vele onderscheidingen ontvangen. De laatste, die hij veertien dagen geleden kreeg voor zijn 'pioneering contributions to consumer digital, audio and video products', is de Ibuka Consumer Electronics Award, die wordt uitgereikt door de I.E.E.E., met 320.000 leden de grootste vereniging van elektronici ter wereld. 'Volgend jaar ga ik hem ophalen. Ik vind dat ontzettend leuk.'
De afgelopen tien jaar werkte hij bij de groep magnetic recording (tapes, videobanden), waar hij zich onder meer bezighield met de DCC, de Digitale Compact Cassette, die dezelfde kwaliteit heeft als de compact disc: 'Het aardige is dat je er ook CD's digitaal mee kunt opnemen. Belangrijk was een betrouwbare weergave onder moeilijke condities, zoals bij het joggen, wanneer je met sterke schokken te maken hebt. Nu ben ik bezig met de opslag van digital video op tape. Dat gebeurt nu nog analoog. Het kwaliteitsverschil stellen we ons voor als het verschil tussen een 78-toerenplaat en een CD. Ik denk dat het over enkele jaren klaar is. Het probleem is dat je voor beeld en geluid tien keer zoveel opslagcapaciteit nodig hebt als bij geluid alleen. Maar het moet wel in een kleine cassette kunnen en betaalbaar zijn.'
In het Natlab werken, in groepen, bijna 2000 mensen. Schouhamer Immink: 'De magnetic recording systems groep, waar ik deel van uitmaak, bestaat uit vijfentwintig mensen; electronici, maar ook fysici en mechanici. Er is regelmatig werkoverleg, maar de meeste gesprekken zijn informeel. Je loopt bij iemand binnen en zegt: 'Ik ben hier of daar mee bezig,' en dan komt de koffie erbij. We hebben het hier over 'je laten ontruisen', elektronici hebben het over signalen en ruis. Als iemand een diepgaande gedachte nog niet goed onder woorden kan brengen, kun je door vragen te stellen samen die ruis elimineren, waardoor het idee helder, duidelijk wordt. Door die sfeer ontstaat een enorme synergie.'
'De klassieke meester-leerling verhouding zie je hier heel sterk. Ik werk met twee jonge HTS-ers samen die veel van het technische, uitvoerende werk doen. Maar ik ben altijd bij de proeven aanwezig. Je kunt dat niet uit een boekje leren. Als ik heel geconcentreerd met iets bezig ben, kan ik ook heel monomaan zijn, voor anderen zelfs onaangenaam.' Als de meest vruchtbare momenten voor nieuwe ideeën beschouwt hij 'lezingen waarvan je na drie seconden al in de gaten hebt: dit wordt niks. Dan heb je een halfuur of drie kwartier om na te denken. Maar ook verloren momenten op de fiets, als je naar de koffie of de wc loopt, momenten waarop je even wat afstand hebt. Keihard werken, almaar doorgaan, heeft geen zin.'
Hij is research fellow, en daarmee vrijgesteld van lopende zaken en beleidskwesties. 'Ik zit de helft van de tijd hier, de andere helft in de experimenteerkamer. Als je ouder wordt, heb je meer corveetaken, zoals mensen van buiten ontvangen. Ik zou liever wat meer experimenteren. Als mijn dag verbrokkeld wordt door allerlei afspraken, is dat een nare dag voor me.'
We lopen door een gang waaraan zich de experimenteerkamers van zijn groep bevinden. In een grote kamer, verdeeld in vier werkunits, zitten twee mensen over een schrijfblok met formules gebogen. 'Hier zie je het proces van ontruising in de praktijk.' Twee andere medewerkers zitten achter computerschermen. De werktafels staan vol elektronica: half geopende computers, oscilloscopen, andere meetapparatuur en spoeltjes met gekleurd elektriciteitsdraad. Medewerker Gijs van den Enden pakt uit een digitale compact cassetterecorder een printplaatje, nauwelijks groter dan een creditcard: 'Dit is de eerste versie van een DCC- recorder, wat de elektronica betreft. De rest is het mechanische gedeelte.'
Schouhamer Immink is ook hoogleraar coderingszaken aan het Instituut voor Experimentele Wiskunde in Essen: 'Eens in de twee maanden ga ik er een week heen.' Collega prof.dr.ir. A.J. Han Vinck: 'Ik ken hem vanaf de tijd dat ik in Eindhoven wetenschappelijk medewerker was. Sindsdien werken we intensief samen. Opvallend vind ik dat hij naast een industriële carrière in korte tijd een geweldig aanzien heeft verworven in de universitaire wereld. Zijn boek 'Coding-Techniques for Digital Recorders' is een standaardwerk. Hij is een wetenschapper die praktijk en theorie aan elkaar kan knopen en die zijn er niet zoveel. Tijdens een wetenschappelijk congres maakte hij als industrieman één praktijk-opmerking, waardoor een hele sessie over magnetic recording vrijwel overbodig werd.'
Veertien dagen later ontmoet ik Schouhamer Immink in Geldrop, waar hij met zijn vrouw in een kleine vrijstaande villa woont. Hij vertelt dat hij uit een Rotterdams schippersmilieu komt: 'Mijn vader, mijn opa, mijn overgrootvader en mijn oom waren allemaal zeelui, maar ik was op twaalfjarige leeftijd nog zo klein, dat mijn vader zei: Zo'n klein jongetje moet maar niet naar zee.' Na de middelbare school ging hij naar de HTS, liep stage bij Philips en kreeg er een baantje aangeboden. Korte tijd later moest hij in dienst: 'Ik kwam in Delft terecht en moest van zes oude telefoons één nieuwe maken, van dat gevangeniswerk.' Hij werd overgeplaatst naar Leiden waar hij een NAVO-bunker moest bewaken. Hij ging naar de legerarts: 'Ik houd dit niksdoen en die militaire sfeer niet vol. Ik wil uit dienst.' Hij werd doorgestuurd naar de psychiater, die vroeg of hij met een afkeuring geen problemen zou krijgen bij Philips. 'Maar bij de personeelsdienst zeiden ze schamper: Eén gek meer of minder bij het Natlab maakt niet uit.' Hij kwam terug bij Philips en in de avonduren ging hij studeren aan de TH.
Als we in de hal staan bij een ingelijste CD waar een moot uitgezaagd is, zegt hij: 'Dat is een van de eerst CD's. Net als bij platen zie je daar in het midden nog een label. Ik kreeg hem toen ik promoveerde. Tijdens de introductietijd van de CD hadden we de gewoonte om bezoekers een CD te tonen waarin zogenaamd willekeurig gaten waren geboord, terwijl de weergave even sprankelend bleef. In werkelijkheid waren die gaten nauwkeurig aangebracht; als je er braampjes aan liet zitten, kon hij weleens uit het spoor schieten.'