De drie uur durende film is in alle opzichten uitzinnig. Hij is nog het beste te vergelijken met een op hol geslagen, ouderwetse draaimolen, waarop freaks, met de blote handen kettingen brekende body-builders en dikste vrouwen van de wereld met baarden en acht borsten worden meegevoerd. Absurdistisch in de beste Oosteuropese traditie - Tadeusz Kantor is een naam die in me opkomt - rijgt de film de ene val- aan de andere vechtpartij, het ene drankgelag aan het andere, met hoempamuziek overspoelde, feestje. Kusturica overweldigt met zijn flitsende montage, slaat met stomheid met zijn ongebreidelde fantasie en imponeert met een vertelling waarin hij met allure de Tweede Wereldoorlog verbindt met het huidige geweld in de regio, maar zijn film gaat gebukt onder het gewicht van dat alles.
Het is te veel, de film ontbeert rust en dramatische tempoverschillen en maakt murw. De boodschap die hij bevat - hoe dan ook, al zegt Kusturica, overigens terecht, dat “boodschappen met de post verstuurd (moeten) worden” - verdrinkt in het visuele en auditieve geweld, dat gaandeweg een soort onverschilligheid teweeg brengt. De openingsscènes met de historische nazi-bombardementen op de dierentuin van Belgrado vind ik nog het indrukwekkendst. De weerloze, in kooien opgesloten dieren zijn een schrijnende metafoor voor wat oorlog met burgers doet en Kusturica brengt dat op een adembenemende manier in beeld.
Theo Angelopoulos reageerde bitter op de toekenning van 'slechts' de op een na belangrijkste prijs. Hij had een toespraak voorbereid voor zijn uitverkiezing voor de Gouden Palm en volstond, onder boe-geroep, met een nijdig “toch bedankt”. Zijn reactie is tekenend voor een film, waarin hij volgens hemzelf “de poëzie openbaart van dingen die anderen niet zien”, daarmee iedereen die zijn film vervelend, langdradig en pretentieus vindt voor botterik uitmakend. Toch is Le Regard d'Ulysse met zijn mystificerende gebruik van het klassieke gegeven van de odyssee in mijn ogen vervelend en pretentieus.
Een kleine, op zichzelf onbeduidende illustratie is de volgende scène. Hoofdpersonage 'A.' neemt een oude vrouw mee van Thessaloniki naar Albanië, waar hij haar uit de auto zet op een enorm, verlaten plein. Het is volstrekt onlogisch, dat de toch zo aardige A. haar niet naar het adres brengt waar zij zijn moet - ze staat ontredderd en verloren om zich heen te kijken. De reden is visueel van aard: ter verhoging van de “poëzie die anderen niet zien” kan Angelopoulos fraai uitzoemen van de close-up van het vrouwtje naar een totaal-shot van het uitgestorven plein met een nietig figuurtje daarop. Zoiets ergert me, het is te evidente manipulatie van emoties, waaraan al het andere - zoals geloofwaardigheid en logica - ondergeschikt is gemaakt.
Opvallend in de prijzenregen is dat geen enkele Amerikaanse film onderscheiden is en dat twee Franse films van jonge regisseurs wel belangrijke prijzen kregen. Het laatste maakt ook duidelijk, dat betrokkenheid bij hedendaagse problemen van jongeren op waardering kan rekenen. Zowel La Haine als N'oublie pas que tu vas mourir spelen in een grote stads-milieu waarin drugsgebruik, werkloosheid, geweld en het gevaar van onveilige seks een rol spelen. De films schetsen uitzichtloosheid en eisen aandacht voor een generatie, die geen toekomst heeft. La Haine eindigt zelfs met de observatie dat tot nu toe alles nog redelijk goed is gegaan, maar dat dat meer geluk dan wijsheid is. Uitbarstingen van onvrede zijn nog slechts een kwestie van tijd.