Enkel personen in functie staat er geschreven op de toegangspoort van De Rozemaai, maar Jan en Alleman lopen het oefencomplex van Germinal Ekeren zo binnen. De Antwerpse selectie is aan een zware training bezig, ook al is het Hemelvaartsdag. De grote finale nadert. Het fanatieke gezelschap telt diverse nationaliteiten. C'est impossible comme ça, moppert de een. Een ander is vol zelfkritiek: You have a bad day, man. Maar het Vlaams voert de boventoon, waarbij menige keer het venijnige “verdoeme” is te horen. Simon Tahamata herken je meteen, van verre. Donker, klein, ietwat gekromde rug. Meeverdedigen doet hij niet in het onderlinge partijtje. Zijn schaarse dribbles ogen nog even geraffineerd als vroeger.
Als het merendeel van de groep bezweet de kleedkamers opzoekt, beginnen Tahamata en drie collega's aan een potje tennisvoetbal. Daarbij valt op hoe handig de lichtvoetige Nederlander ook met het hoofd is. Als het karwei klaar is sloft hij, zichtbaar vermoeid, met gebogen hoofd het veld af. Een douche doet wonderen. Fris en lachend betreedt de 39-jarige tegen twaalven de kantine, waar de madame al pinten tapt. Van dichtbij is hij geen jonge god meer. De rimpels en kraaiepootjes zijn opgerukt. De zwarte kuif is dunner en op zijn achterhoofd heeft hij een kaal plekje, zoals elke kapelaan dat vroeger had. “Wat heb ik gisteravond van Ajax genoten”, begint hij, “en wat ben ik blij dat het heeft gewonnen, want dat is toch het enige dat telt in zo'n Europese finale. Die tweede helft van onze kant was heel goed.”
Van onze kant. Tahamata's hart ligt nog een beetje bij Ajax. Als 15-jarig jochie begon hij in de Amsterdamse Meer. Vier seizoenen vertoonde hij zijn schone kunsten als linksbuiten in Ajax één. Hij herinnert zich zijn vertrek, in 1980, nog als de dag van gisteren. “Het was een merkwaardig gebeuren”, weet hij nog. “Op een maandag zou de voorbereiding op de nieuwe competite beginnen. Drie dagen daarvoor kreeg ik een telefoontje dat Ajax en Standard het eens waren over mijn transfer. Ik wist van niks. Vrijdagvond ben ik naar Luik gegaan, zaterdag was de keuring. Er gingen verhalen rond dat mijn afscheid iets te maken had met het feit dat ik een Molukker was. Nee, aan onze trainer Beenhakker heb ik nooit gevraagd waarom hij van me afwilde. Waarom zou ik? Zo zit ik niet in elkaar.”
Aan de bar in de kantine van Germinal Ekeren ligt de naam Tahamata die donderdag op ieders lippen. Zou die kleine zondag in de grote finale tegen Club Brugge wederom schitteren? Ze zullen zijn optreden in de gewonnen halve eindstrijd tegen het favoriete Anderlecht nooit vergeten. Toen ging de schreiende Molukker op de schouders van zijn collega's het veld af, nadat hij een belangrijke goal had gemaakt. Heeft-ie het eeuwige voetballeven? Wat is zijn geheim? “Ik heb mijn lichaam steeds goed verzorgd. En het plezier in het spelletje is er nog altijd. Ik speel met jongens van 19, 20 jaar. Als je een beetje fantasie hebt, zouden dat mijn kinderen kunnen zijn.”
Die jongeren bekijken het voetbal heel anders dan hij. “Vooral hier bij Germinal”, vervolgt Tahamata. “Ze komen trainen, omdat ze moeten, want ze hebben een contract. Tien minuten na de training zijn ze al weer vertrokken. Ze hebben geen beleving. Mijn generatie bleef hangen, praatte samen over van alles en nog wat. Was bezig met haar vak. Tegenwoordig zijn ze makkelijker geworden. Daar hebben de clubs ook een handje aan meegeholpen. Neem de betalingen. Wij hebben het contract moeten verdienen. Wij hebben ervoor moeten knokken om een redelijk salaris te krijgen. Gut, wat is dat veranderd! Als ze nu worden gevraagd door een club, eisen ze een hoge maandwedde, een appartement, een dure auto. En ze krijgen het allemaal.”
Als 24-jarige debuteerde Tahamata bij Standard. De vaak ongrijpbare atleet kreeg in het stadion Sclessin vaak de handen van de Walen op elkaar, zo prachtig waren zijn acties. Vier seizoenen lang, tot de club betrokken raakte bij een omkoopaffaire. Aanvoerder Eric Gerets en trainer Goethals probeerden met een zak geld Waterschei te paaien. “Natuurlijk wist ik van die omkoopzaak. We stelden ons als een groep op, want we waren heel erg close met elkaar. Zeker, we hadden één man de schuld kunnen geven. Ik had kunnen zeggen: Bekijk het maar, ik weet er niks van, dat was het makkelijkste geweest. Dat zit niet in me. We zijn toen geschorst. En daarna meldde Feyenoord zich.”
In De Kuip speelde Tahamata naar zijn zeggen “tweeëneenhalf jaar heel lekker”. Hij was één keer topscorer van de club. “Als ik terugkijk op de clubs waar ik heb gespeeld, dan kan ik tevreden zijn. Ik denk dat ik mag zeggen: Ik heb wat achtergelaten, iets moois aan de mensen gegeven. Ik heb nooit ergens met een wrange smaak geweest.” Opmerkelijk is wel dat zijn afscheid altijd ongenaam was. Bij Ajax, bij Standard en ook bij Feyenoord. Na zijn laatste wedstrijd, in De Kuip tegen VVV, zou de publiekslieveling uitgebreid worden gehuldigd. Arbiter Bulthuis gaf hem voor twee onbeduidende overtredingen een gele kaart, waardoor de 31-jarige aanvaller vroegtijdig van het veld moest. Huilend.
Vol onbegrip heft hij zijn armen, waardoor de tekst op zijn T-shirt goed is te lezen. Beta ini anak Maluku, staat er. De vertaling luidt: Ik ben een kind van een Molukker. Hij kocht het shirt in Den Haag, op 25 april, bij de herdenking van het uitroepen van de Republiek der Zuid-Molukken, 45 jaar geleden. Tahamata hoopt dat die republiek er eens komt. “Ik stond in de jaren zeventig ook achter die acties van de jonge Molukkers in Nederland. Hoewel ik moeite had met hun optreden in die school. Want daar waren kinderen bij betrokken, daar vielen onschuldige slachtoffers. Van de andere kant heb ik begrip voor die actievoerders. Ze waren bereid hun eigen toekomst weg te gooien voor onze toekomst en die van de Molukse jeugd. Dan is alles geoorloofd. Zoiets gebeurt ook door PLO, de IRA, de ETA. Misschien komt onze republiek er eens. Het kan gek gaan. Wie had ooit gedacht dat de Berlijnse Muur nog zou vallen? En dat de Sovjet-Unie uiteen zou spatten? Al zouden we maar een vorm van zelfbeschikking krijgen. Als het zover is, gaan we terug.”
In '81 voetbalde hij in de gevangenis tegen de veroordeelde Molukkers. “Bobby Haarms was erbij en ook Willem van Hanegem deed mee.” De naam van 'De Kromme' spreekt hij vol respect uit. “Hij was een topper. Vroeger had je toch méér van die spelers, voor wie de mensen naar het stadion kwamen. Een mannetje passeren op de vierkante meter - die creativiteit van toen, die is er niet meer. Het spel is harder geworden, fysieker, maar niet beter.” Hij speelt nog steeds in de voorhoede. “Ik sta op positie die belangrijk is. Veel acties gaan over mij. Ik kan de bal vasthouden en de anderen beter laten functioneren. Ik wacht op steun van achteruit, zo is ons systeem. Ik ben niet meer zo snel, maar wel slimmer. Ik kies het juiste moment om een tegenstander te verrassen.”
Zijn donkere ogen glinsteren. “In de halve finale versloegen we Anderlecht, nu is Club Brugge aan de beurt. Pas op, Brugge is natuurlijk favoriet.” Aan de bar nemen ze nog een pint - het is ten slotte Hemelvaart en ze hebben een lekker lang weekeinde. “Germinal gaat winnen, zeker en vast.” Ze zullen er zijn, zondagavond in Brussel.
Ze waren er gisteravond, een paar duizend in getal. Hun enthousiaste aanmoedigingen gaven hun favorieten in de openingsfase vleugels. Germinal joeg de Bruggelingen de schrik op het lijf. En Tahamata? Hij kreeg hoon van de vijand op de tribune. “Simon, Simon, who the fuck is Simon?” De Molukker stond veel stil, maar hij verstuurde wèl een aantal geslepen passes. Onverslijtbaar is hij niet. Halverwege de tweede helft - Club Brugge leidde toen al met 2-0 - viel hij uit met een liesblessure. Hij had zwaar de pest in. Ontgoocheld zat hij in de kleedkamer en later in de dug-out. Hij troostte zich met de gedachte dat er misschien nog een herkansing volgt. Tahamata gaat nog één jaar door bij Germinal, waar hij nu vijf seizoenen speelt. Dan volgt het afscheid. Het laatste afscheid. En dat moet mooi worden.