The Rolling Stones zijn nog altijd de beste rock'n'rollband ter wereld. Dat werd afgelopen vrijdag en zaterdag overtuigend bewezen in Paradiso, waar de onverwoestbare rockveteranen een live-cd opnamen die waarschijnlijk Butt Naked ('Spiernaakt') zal gaan heten. De concerten fungeerden als warming up voor de Europese tournee, die deze week in Stockholm begint.
De Stones verbleven al enkele dagen in Amsterdam voor repetities en zorgden voor veel ophef bij de verspreiding van het geringe aantal toegangsbewijzen. De felbegeerde polsbandjes waren niet overdraagbaar en zo kon het gebeuren dat een bejaarde dame, die het gedrang had weerstaan om een kaartje 'voor haar zoon' te bemachtigen, opeens zélf tot de 530 gelukkigen behoorde.
Hoewel het concert van zaterdag rechtstreeks werd gevolgd door vele tienduizenden via een groot videoscherm op het Museumplein, waren er tientallen Stones-fans die liever buiten Paradiso bleven hangen om dicht bij hun helden te zijn. Tot op het laatste moment bleef er hoop, want achter de dranghekken werd eerbiedig gefluisterd over Stones-medewerkers die nietsvermoedende voorbijgangers een oranje of blauw bandje hadden toegestopt. Ook binnen was er een hiërarchie waarin de invloed van 'control freak' Mick Jagger leek door te schemeren: wie van de security géén rood stempel op de hand kreeg, werd verbannen naar het bloedhete balkon.
Paradiso was voor de video-opname omgetoverd tot de Voodoo Lounge van de meest recente cd-titel, met rode bordeelverlichting, een uit bouwsteigers en bordkarton opgetrokken galerij en een decor van wulps gedrapeerde gordijnen. De voorste rij was voorbestemd aan mooie jonge meisjes van het modellenbureau, die gestalte moesten geven aan de eeuwige jeugd die de Rolling Stones - en vooral Mick Jagger - willen uitdragen.
Keith Richards maakt er in tegenstelling tot de rondspringende Jagger geen geheim meer van, dat hij de vijftig is gepasseerd. Tijdens het semi-akoestische concert zette de stramme en grijze Richards zich regelmatig op een barkruk om een folkgitaar in zijn ijzeren greep te nemen, terwijl hij de grappen en grollen overliet aan de grimassende Ron Wood. De onbetwiste motor van de Stones blijft de stoïcijnse Charlie Watts, die van achter zijn piepkleine jazz-drumstel niet alleen de maat, maar ook het einde van de nummers dirigeerde.
Van het oorspronkelijke idee om de cd geheel unplugged op te nemen, werd afgeweken. De directheid en eenvoud waarmee de Stones plegen te werken, mocht blijken uit het feit dat Keith Richards' complete apparatuur bestond uit een afgetrapte buizenversterker en een lang gitaarsnoer. Het vertrek van bassist Bill Wyman is geen onoverkomelijk gemis, nu hij wordt vervangen door de minstens zo standvastige Darryll Jones, van oorsprong een jazzmuzikant uit de groep van Miles Davis. Achtergrondvocalisten Bernard Fowler en Lisa Fischer, pianist Chuck Leavell en de New West Horns onder leiding van saxofonist Bobby Keys vervolmaakten het verbazingwekkend compacte groepsgeluid en ook producer Don Was schoof nog even achter het Hammondorgel.
Opeens stond daar weer die hardwerkende rhythm & bluesband, die in 1964 zoveel opwinding teweeg bracht in het Scheveningse Kurhaus en die alleen in zakelijk opzicht gecompliceerder in elkaar steekt dan toen. Opvallend was het ontbreken van recent materiaal, ten gunste van minder bekende nummers uit de bloeiperiode van rond 1970. Met name werd geput uit Exile On Main Street en Let It Bleed, in een fraaie slide-gitaarversie van het titelnummer van laatstgenoemde en een ouderwets brutaal Sweet Virginia dat de vloer aanveegde met het anders zo brave country & westerngenre.
Voor de hand liggende hits als Satisfaction bleven achterwege. In plaats daarvan kozen de Stones voor een terugkeer naar de wortels, met de Bo Diddley-beat van Not Fade Away en de soulklassieker Can't Get Next To You van The Temptations. Minder geslaagd was Jaggers overspannen poging om Bob Dylan's Like A Rolling Stone naar zijn hand te zetten, wat hij weer goed maakte door een opzwepend Street Fighting Man met de onsterfelijke woorden 'what can a poor boy do/ except to sing for a rock'n'roll band?'
De klasse van de Rolling Stones bleek evengoed uit hun onverminderde inzet als uit het feit dat ze fouten durfden te maken. Twee nummers op een rij door de kortademige Richards leek iets teveel van het goede, ook al was het speelplezier twee uur lang onmiskenbaar. De avontuurlijke repertoirekeus zorgde voor verrassingen als de Chuck Berry-pastiche Connection en een wild duet van Jagger en Lisa Fischer in Monkey man. Rock'n'roll, zo toonden de Stones met een nu al legendarisch concert, is niet gebonden aan leeftijd.