De Russische pianist en dirigent Mikhail Pletnev trad al eerder op in Amsterdam. Twee jaar geleden sprong hij in voor de geblesseerde Murray Perahia, en vorig jaar dirigeerde hij hier het door hem opgerichte Russisch Nationaal Orkest.
Hoewel hij zich profileert als een veelzijdig musicus is Pletnev een onopvallende verschijning op het podium. Zonder enig theatraal vertoon kwam hij gisteravond in de Grote Zaal van het Amsterdamse Concertgebouw uit de deur naast het orgel en schoof achter het klavier, om zich vervolgens tijdens de eerste helft van zijn concert geheel te wijden aan Mozarts pianomuziek.
Zo bescheiden als zijn opkomst leek, zo onbescheiden was zijn benadering van Mozarts glasheldere kamermuziek die Pletnev op anachronistische wijze met het rechter pedaal bewerkte. Hij poetste de levendige articulatie weg en maakte die via een eigenzinnige toepassing van het rubato 'geschikt' voor de grote concertzaal. Met zijn ongegeneerd romantische reproductie van Mozart leek Pletnev direct te zijn overgewaaid uit de negentiende eeuw. Hoewel wij allen graag luisteren naar oude piano-opnamen, raakten wij gisteravond geheel doordrongen van de gedachte dat het goed is om te leven in deze tijd waarin de meeste pianisten weerloze dode componisten met respect behandelen.
Tsjaikovski ging Pletnev beter af. Hier kon hij zijn publiek in De seizoenen legitiem laten genieten van zijn delicate toucher, zijn virtuoze pianistiek en zijn vermogen tot nuancering in vele gradaties van zachte klank. Daarin leek de introverte pianist zich het beste thuis te voelen; wanneer het tot een forte moest komen ging dat niet echt van harte waardoor de klank wat dor bleef. Ook bij deze twaalf miniaturen waarin Tsjaikovski een impressie gaf van de twaalf maanden van het jaar, ging de pianist sterke contrasten uit de weg, en zo kwamen de charmante schilderijen toch niet geheel uit de verf.