Na de middelbare school ben ik me gaan interesseren voor filo-sofie, de oosterse in het bijzonder. Bezocht lezingen en kwam in aanraking met yoga en meditatie. Bij die ontspanningstechnieken had ik als hockeyer veel baat.
In die tijd pleitte ik voor mentale begeleiding. Topsport gaat verder dan 'Jongens niet lullen, hockeyen!'. Lichamelijk is het vaak wel in orde, maar de wisselwerking tussen lichaam en geest is nog steeds een ondergeschoven kindje. Daar werd over het algemeen nogal lacherig op gereageerd, zo van 'soft' en 'onnodig'.
Toch is een kentering binnen zowel sport als bedrijfsleven zichtbaar. Neem tennis. De betere tennisser hoeft niet per se te winnen. Dat is een waarheid zo oud als de weg naar Rome. Het komt aan op mentale kracht, zeker als je elke week moet presteren. Idem in het bedrijfsleven.
Als hockeyer moet je in het collectief meedoen en tegelijkertijd individueel presteren: een actie of een doelpunt maken. Beide probeer je zo goed mogelijk te doen. Het schemergebied tussen 'Wat kan je' en 'Wie ben je' is eng. Voor dat laatste heb je nooit geleerd. Daar ligt de uitdaging. Ook in de sport.
Functioneren in een team. Groepsprocessen. Menselijk gedrag onder spanning. Doelgericht bezig zijn. Dat moet je meegemaakt hebben. Het zijn ervaringen die bij sport gecomprimeerd aan de oppervlakte komen en waar ik nog dagelijks profijt van heb.
In '91 ontstond mijn idee van OIBIBIO, een centrum - hoewel dat woord me tegenstaat - dat beoogt spiritualiteit en bewustwording toegankelijk maken voor een breed publiek, dat is een plek geven midden in de samenleving. Dat betekent drempels verlagen. Vooroordelen wegnemen. Iedereen is uniek en heeft zijn eigen werkelijkheid en weet wat goed voor hem of haar is. Dat gaan wij niet vertellen. OIBIBIO is geen organisatie van wereldverbeteraars.