Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Cultuur

Demonen weigert een Freudiaanse verklaring voor frustraties te geven

Voorstelling: Demonen, van Lars Norén, door JOHAN/toneel en Stichting Theater Lantaren/Venster. Regie: Dave Schwab; Gezien: 27/5, Lantaren/Venster, Rotterdam. T/m 3/6. Tournee: voorjaar 1996.

De psychoanalyse is op zijn retour. Sinds de introductie van het wondermiddel Prozac staat bij menig psychiater de divan in een hoek te verstoffen. Waarom zouden wij onszelf nog langer kwellen met krampachtig gewroet in ons verleden wanneer er ook een medicijn bestaat dat ons snel en pijnloos van ons psychische leed verlost?

De Prozac-generatie gelooft niet meer in de leer van Doktor Sigmund Freud en dat ongeloof heeft consequenties voor het toneel. Wat moeten jonge theatermakers bijvoorbeeld met de stukken van Lars Norén? Een voorstelling in de vorm van een therapeutische sessie waarbij alle dieptepsychologische raadsels worden opgelost doet voor niet-Freudianen hopeloos ouderwets aan. Bij Toneelgroep De Appel kan men een traditionele, op psychoanalytische leest geschoeide Norén-interpretatie zien; daar regisseert Agaath Witteman Zo eenvoudig is de liefde.

Regisseur Dave Schwab weigert in zijn enscenering van Noréns drama Demonen botweg een verklaring voor het gefrustreerde gedrag van de personages te leveren. Als depressies en frustraties eerder door een tekort aan neurotransmitters worden veroorzaakt dan door een gebrek aan moederliefde, dan heeft het ook geen zin om moeder de schuld van alle ellende te geven, moet Schwab pragmatisch hebben gedacht. In het stuk is Franks moeder de eigenlijke hoofdpersoon. Zij staat, zelfs na haar dood, tussen Frank en zijn vrouw Katarina in. In de voorstelling is die moeder gereduceerd tot een onbeduidende figurante die alleen maar als as in een urn is gestopt omdat een regisseur daarmee aardige effecten kan bereiken. Het moment waarop Frank de urn boven Katarina's hoofd leegkiepert is hilarisch - maar bij Dave Schwab niet aangrijpend. Daarvoor kennen we de personages te slecht.

We zien niet waaròm ze zo geworden zijn als ze zijn, we zien alleen hóe ze zijn. Katarina, gespeeld door Lisette Merenciana, is gemeen, uitdagend en sexy; Frank (Hugo Metsers III) oogt gemeen, snel en een tikje pervers. De twee treiteren en vernederen elkaar volgens het stramien van Albee's huwelijksdrama Who's Afraid Of Virginia Woolf. Schwab legt in zijn regie de nadruk op het spel dat dit nare stel met een ander stelletje speelt. Jenna en Tomas (Stella Denier van der Gon en René van Wijck), de suffige benedenburen, worden uitgenodigd, met sterke drank volgegoten, tegen elkaar opgehitst en ten slotte door Frank en Katarina verleid. Even ontstaat er temidden van al deze erotische agressie een tedere verstandhouding tussen Frank en de zwangere Jenna, maar dan eist Katarina haar man hardhandig op. Wat overblijft is een slagveld met louter verliezers.

Het is jammer dat de spelers zich geen raad weten met de vele onthullende monologen. Schamen zij zich voor die soms inderdaad nogal kleffe ontboezemingen over moeders, vaders en de allereerste (homo-)seksuele gevoelens? Het ensemblespel gaat deze jonge acteurs beter af. Vooral in de scènes met harde muziek zijn ze lekker op dreef. Hun geschreeuw, dat uit alle hoeken van het langwerpige speelvlak komt, klinkt dan droog en ritmisch als mitrailleurvuur.