Mahler
Kasper Jansen meldt over Mahler: „Toen (1920) werd Mahler buiten Amsterdam nauwelijks gespeeld…’” NRC Handelsblad, 18 mei).
Het Residentie Orkest speelde tot en met 1920 de volgende werken van Mahler in Den Haag — vaak verschillende malen — en in plaatsen als Rotterdam en Haarlem waar het Haagse orkest toen concerteerde:
1914: Symfonie 4; Kindertotenlieder; Symfonie 5.
1915: Aantal Wunderhorn Lieder (Birgit Engel 9 februari, Maria Freund 7 november); Symfonie 2.
1916: Das Klagende Lied; Symfonie 3. 1917: Symfonie 8 (850 uitvoerenden, 2 keer).
1917: Symfonie 1.
1919: Symfonie 2.
1920: Symfonie 3 (op 11 april, Kindertotenlieder; Liederen). Natuurlijk was het Amsterdamse Mahler-feest in mei 1920 zeer bijzonder, maar is bovenstaande de kwalificatie ‘nauwelijks’ waard?
Vossius Gymnasium
Terwijl ik de wens om het Vossius Gymnasium als zelfstandig gymnasium te laten voortbestaan volledig onderschrijf, en ook drie van de vier argumenten van het door velen ondertekende Manifest (NRC Handelsblad, 16 mei), lijkt één argument mij irrelevant en van dubieuze waarde. Dat is “dat het Vossiusgymnasium voor het joodse volksdeel en voor al diegenen die zich hiermee solidair weten een levend symbool is geworden en gebleven van de tegenstand waarop de Duitse bezetter stuitte bij zijn aanslagen op leven en intellectuele vrijheid in de hoofdstad’.
Weliswaar namen eind 1940 enige oudere leerlingen van deze school, onder wie wijlen Lucas van der Land, het initiatief tot een protest tegen het ontslag van enkele van hun docenten omdat deze van joodse afkomst waren. Maar ook dit protest baatte ten slotte niet, en de school bleef verder open, ook na het verwijderen van de joodse leeerlingen. Dit zal niemand deze school kwalijk nemen. Echter, dit protest 55 jaar geleden kan geen argument zijn voor het voortbestaan van het categoraal gymnasium van het Vossius Gymnasium.
Commissie-Nijsten
In de krant van 22 mei lees ik: “Miljard extra ten behoeve van bus en tram’. Blijkens het artikel is het miljard bedoeld om de uitwassen van onze heilige koe te bestrijden en niet voor bus en tram. Ik wil de commissie-Brokx/de Boer wijzen op het bestaan van de commissie-Nijsten welke voorstander is van het marktgericht werken van de Rijkswegen. Evenals Brokx/de Boer voor het openbaar vervoer, heeft de commissie-Nijsten het plan om de Rijkswegen te verkopen bij openbare verkoping. De kopers kunnen dan kaartjes verkopen aan de gebruikers van de wegen, op dezelfde marktgerichte wijze als allang gebruikelijk is bij bus en tram. Indien beide commissies hun zin krijgen zal de concurrentie tussen de twee vervoerssystemen eerlijk verlopen.