Het nieuws van vrijdag 24 maart 1995

Iedere avond feest; Het leven van een circuskind

Door Hollywoodsterren op de thee worden gevraagd, Arnold Schwarzenegger op bezoek krijgen en de Amerikaanse president Bill Clinton uit zijn auto zien springen omdat hij zo graag zijn dochter aan je voor wil stellen. Anton Tsjelnokov uit Rusland is negen jaar oud en heeft het allemaal meegemaakt, want hij is een beroemde acrobaat en clown. Sinds zijn vierde treedt op in circussen op de hele wereld, met zijn ouders die ook acrobaat zijn. Vorig jaar was hij nog in de Verenigde Staten, eerder dit jaar in Japan en de komende twee jaar trekt hij heel Europa door met het Canadese Cirque du Soleil (Circus van de Zon), dat nu in Amsterdam is te zien. Anton heeft hier al 16 keer opgetreden: iedere avond en twee keer per week ook 's middags. Omdat de voorstellingen tot elf uur duren ligt hij nooit voor twaalf uur 's nachts in bed. “Ik ben dus heel moe”, zegt Anton in de grote repetitietent van het circus. “Maar ik zeur niet.” Toen Anton drie jaar oud was, begon zijn vader hem voor het slapen gaan acrobatieklessen te geven, zoals andere ouders een verhaaltje vertellen. Op zijn bed leerde Anton om in handstand op de handen van zijn vader de lucht ingetild te worden, om zijn benen langs zijn oren te leggen en iedere dag trok zijn vader hem een stukje verder uit elkaar om hem lenig te maken. Oprekken heet dat, en volgens Anton doet het geen pijn als je het maar beetje bij beetje doet. Inmiddels is hij opgerekt tot een soepel elastiekje dat krankzinnige dingen kan. Probeer het zelf maar: ga op je buik op de grond liggen en laat je kin op je handen leunen. Laat dan (nog steeds op je buik liggend!) je voeten over je rug wandelen totdat ze op je schouders staan en lichaam net een hoepel lijkt. Dat lukt natuurlijk nooit, maar Anton kan het, en nog wel terwijl aan het hoofd van zijn vader hangt.

De eerste lentedag

We moesten een opstel schrijven over onze eerste ervaringen in de Verenigde Staten. Dit is wat Claudia schreef: 'We hadden kaartjes gekocht voor een vrachtwagen. We waren met zijn drieën. Ik, mijn zus en een jongen die we niet kenden. We zaten onder de motorkap. Het was zo heet dat ik bang was dat we zouden stikken. Maar ik was nog banger dat ze ons zouden ontdekken. Toen we eruit mochten was het dag. “Dit is San Diego,” zei de chauffeur, “veel geluk in Amerika.” We waren helemaal zwart van de motor. Onze handen, onze haren en onze kleren. San Diego leek net Mexico. De straten waren stoffig, het was er heet en veel mensen spraken Spaans. Ik kon niet geloven dat dit Amerika was. We maakten elkaar schoon. Ik had twintig dollar bij me. De jongen nam ons mee naar een café. Daar kocht ik een greencard voor drie dollar. Nu was ik Amerikaan. We huurden een kamer in een pension. De jongen en mijn zus gingen naar buiten. Maar ik was zo bang dat ik de deur op slot draaide en de hele dag binnenbleef tot ze weer terug waren. Mijn zus werd danseres in een club. Na een week zei ze: “Jij moet ook werken anders verhongeren we.” De jongen wist werk in de keuken van een bar. Gelukkig sprak daar iedereen Spaans. In die keuken heb ik mijn man ontmoet. Hij sprak ook Spaans, maar hij was een echte Amerikaan. Hij nam me mee naar zijn kamer. Ik had nog nooit een badkamer gezien. Hij zei dat de wc voor de kleine behoefte was en de wastafel voor de grote behoefte. Ik geloofde hem niet. Zo'n grote emmer had je niet nodig voor je grote behoefte. Ik vroeg het aan zijn vrienden. Zij zeiden dat het echt zo was. Toen geloofde ik hem. Iedereen sprak Spaans en niemand was blond. Ik woonde stiekem bij mijn man. Mijn zus danste en de jongen hadden ze neergestoken met zijn eigen mes. Na drie maanden ontdekten ze me. Ik zei tegen mijn man: “Je moet met me trouwen, anders moet ik weg.” Toen zijn we getrouwd. Na twee jaar gingen we naar New York. We hadden gehoord dat het leven daar beter was en dat het minder op Mexico leek. Ik ben heel blij dat ik nu Amerikaan ben en dat ik op deze cursus zit. Want als ik goed Engels spreek zal ik een baan vinden waarmee ik meer geld verdien. Dan zullen mijn man en ik elkaar vaker kunnen zien. Mijn zus danst nog altijd in San Diego, maar ze heeft geen telefoon.'

Daklozen kunnen geen huis verdragen; Verslag van een intiem congres over de toekomst van de stad

Op nadrukkelijk verzoek van de deelnemers was het intieme congres dat vorige week zaterdag werd gehouden in het Circustheater in Scheveningen niet aan de grote klok gehangen. De internationale architecten en stedebouwers die hier bijeen waren, behoren tot de crème de la crème van de mondiale voorhoede en hadden geen behoefte aan ruchtbaarheid aan hun unieke gezamenlijke aanwezigheid. Eigenlijk moet worden gezegd 'nóg geen behoefte aan ruchtbaarheid..', want de samenkomst onder het motto 'City future-future City', was bedoeld als een try-out voor een mogelijk toekomstig optreden van dit gezelschap waarbij publiek welkom zal zijn. Dat was ook de reden van de keuze voor het Circustheater waarvan de zaal afgelopen zaterdag dus met opzet akelig leeg bleef. Een enkele ingewijde had als verdwaalde toeschouwer mogen plaatsnemen in het auditorium waarvan de halve cirkelvorm werd benadrukt, omdat voor het toneel de piste was gekozen. Dit naar een idee van de voorzitter van de Bond van Nederlandse Architecten, prof. Carel Weeber, de initiatiefnemer van het bijzondere werkcongres. “Oerdrama's zijn Griekse drama's,” verklaarde Weeber vooraf in de Circusbar, behaaglijk warm ingericht door de Maastrichtse architect Arno Meys. “Euripides en Sofokles behoren in een klassiek orchestra te worden gespeeld, en een klassiek orchestra is rond.” De na deze uitspraak voor de hand liggende gevolgtrekking dat architecten de wijsgeren zijn van onze tijd, werd door de ontwerper van onder andere omstreden woongebouwen als de Zwarte Madonna en de Peperklip nog net niet met 'zeker weten', maar wel met het woordje 'absoluut' bevestigd.