Maar met de meeste thrillers die literaire ambities hebben, wordt anders omgegaan. Van de boeken van Robert Ludlum en zijn soortgenoten wordt altijd gezegd dat het niet dondert hoe lelijk ze eruitzien en hoe slecht ze vertaald zijn; ze verkopen toch wel. En wie de misdaadromans bekijkt die in Nederland verschijnen, ziet dat de meeste uitgevers - een enkele goede, zoals De Arbeiderspers met zijn nieuwe, mooi vormgegeven reeks, niet te na gesproken - zich ook bij het serieuzere werk aan dat adagium lijken te houden. Vergeleken bij de omslagen van de meeste thrillers zien de deeltjes uit de Bouquet- en Harmony-reeksen er uit als wonderen van goede smaak. De vertalingen zijn doorgaans zo stijf als een plank - vooral Amerikaans jargon en slang verandert in een Nederlandse vertaling meestal in een grotesk bargoens, vol met woorden die geen Nederlandse crimineel ooit in de mond zal nemen - en dat alles gedrukt op wc-papier.
En dan zijn er nog de titels: in navolging van de grote successen à la Grisham en Crichton lijken de meeste uitgevers de laatste jaren hun best te doen een zo kort en krachtig mogelijke Nederlandse titel te bedenken, het maakt niet uit hoe het boek in de oorspronkelijke taal heet. Zo verandert Nest of Vipers in De bank, en Elmore Leonards Maximum Bob in Doodstraf.
De misdaadroman pur sang zal wel altijd een ondergeschoven literair genre blijven - en misschien is dat terecht. Maar de beste beoefenaars van de vorm doen interessante dingen: ze verkennen werelden die onbekend zijn in de literatuur, ze geven gestalte aan personages die voor verrassende morele dilemma's komen te staan, ze hebben een grote fascinatie voor het gesproken woord, voor de taal van verschillende milieus. Wie zulke boeken presenteert alsof het wegwerplectuur is, wie er vertalers op los laat die voortgedreven door lage lonen geen oog hebben voor stilistische nuances, laat zien dat hijzelf de laatste is die ze serieus neemt.