Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Milieu en natuur

Voort gaat het, op deinende kamelen; Droomtoestellen uit de negentiende eeuw in het Parijse Kermismuseum

Het nieuwe kermismuseum in Parijs staat vol tenten, theaters en carrousels uit heel Europa. Ze zijn bedekt met dieren en cherubijnen die allemaal op het punt staan te gaan bewegen. Notaris Jean-Paul Favand heeft ze bij elkaar gebracht. “Deze wereldse kathedralen van de moderne tijd mochten niet verloren gaan. De hele industriële revolutie werd hierin voor het volk toegankelijk gemaakt.”

Science et Spectacle tot 4 december. Le cinéma forain, januari 1995. In Le museé des Arts forains, 50 rue de l'Eglise, Parijs, vijftiende arrondissement, metro Felix Faure. Geopend: za en zo van 14-19 u.

Het zijn er zoveel dat je ze niet in een oogwenk kunt tellen, ten minste twintig, nee, dertig schimmels heffen in de rondte zij aan zij hun benen in de lucht, het nummer kent geen einde, geen begin. In het midden van de piste kun je ze op de rug zien, hun hoeven raken elkaar net niet, voor altijd blijven ze op hun achterbenen staan. De zadels zijn roodbruin met daaronder soms nog een dek van blauw, de zwarte manen boven het gele borststuk, uit de schelp van het gespitste oor lijkt het vurigst rood weg te lekken.

Onder de wilde dieren zitten verrassende exemplaren, de zebra, de kameel en de giraf zijn bij de ijsbeer, de leeuw, het luipaard en de neushoorn ondergebracht. Hier kan dat, de vlekken en slurven, halzen en strepen, staarten en flanken blijven onbeschadigd, geen dier nadert een prooi, geen ademstoot is zichtbaar in de tintelende lucht.

Het hek om de huisdieren is maar laag en toch zal geen van hen er ooit over springen. Geen kant zullen ze ooit nog opgaan, het konijn en de ezel, het varken en het lam en ook de anders zo richtinggevoelige kip, iedere volgende stap blijven ze voorgoed van plan. Ze hebben net als de wilde dieren een felgekleurd zadel of een blauwroodblauwe halsband met leidsels, ze moeten iemand naar een feest vervoeren en hij komt maar niet opdagen, zo zien ze eruit. Langs sommige buiken bungelen beugels voor de voet.

Ik loop langs de dieren in een koude loods aan de rue de l'Eglise, in het zuidwesten van Parijs, en denk aan het Parc Buttes-Chaumont, in het noordoosten van de stad. Het is een negentiende-eeuws kunstmatig lustoord, een en al hoogteverschil, vol dwaalwegen en smeedijzeren lantaarnpalen. Het hart van het park is een meer en daarin staat een rots met een uitkijkkoepel op de top. In de verte zie je een wel tachtig meter hoge zelfmoordbrug. De lage hekjes langs het pad beneden zijn misschien nog belangwekkender.

Wie er langs loopt ziet een lint van boomstammetjes met van die ongelijke zijvlakken waar eens twijgen en takken hebben gezeten. Je zou je steeds willen bukken om in het voorbijgaan met je vingertoppen vlug langs het reliëf van die half mislukte houten cirkels te ritsen.

Maar het hek van boomstammen is van steen. Waar het is weggebroken zie je een raster van ijzer. Werklieden metselen daar gips omheen, vormen met hun vingers heel nauwkeurig de nerven en ringen tot die negentiende-eeuwse stam weer ongeschonden is.

De vaart van de roerloze dieren in de loods roept nog een tweede beeld op. In het Straatsburgse Palais Rohan staat een aantal overvloedig gedekte tafels. Op grote schalen liggen de mooiste olijven en artisjokken klaar om gepakt te worden. Op een langwerpig bord zijn tussen weelderige slabladeren tientallen schijfjes ei omgekanteld, het is zo'n klassiek scheve rij, of iemand met z'n pink net tegen het voorste geel heeft getikt.

Niet alleen het servies is in de achttiende eeuw door Paul Hannong gemaakt. Ook de olijven en artisjokken, de sla en de plakjes ei komen uit zijn plateelfabriek. Op het witte damast ligt het ene plat de trompe l'oeil naast het andere, vergisschotels zijn het, allemaal, voedsel van aardewerk, niets kan er worden gegeten.

Dieren in rust terwijl ze zouden moeten draven en stampen, op en neer, op en neer, losgeraakt zijn ze van carrousels en zweefmolens, cake-walks en kramen. Toch zijn ze pas gerestaureerd. Het lijkt of ze net uit de ateliers van Bayol in Angers, Heyn in Neustadt, Savage in King Lynn of Devos in Gent komen. In Frankrijk, Duitsland, Engeland en België werden ze in de negentiende of het begin van de twintigste eeuw bij honderden gemaakt.

Art Nouveau

Het is die zondagmiddag buitengewoon stil in Le musée des Arts forains dat begin vorige maand is geopend. Misschien heeft het grote museum nog te weinig publiciteit gekregen. De dieren nemen maar een klein deel van de vijfendertighonderd vierkante meter in beslag. Ze zouden een zekere dood zijn gestorven als ze ruim twintig jaar geleden niet waren opgemerkt door notaris Jean-Paul Favand. Hij werd getroffen door het prachtige handwerk, de geschonden houtsnijkunst met zoveel oog voor de enkel van een varken of de kin van een giraf, de verbleekte kleuren die eens in vrijheid op honderden markten hadden gejubeld.

Het viel Favand ook op dat Bayol, Heyn, Savage, Devos en de andere kermis-ontwerpers de beeldende kunsten hoogstpersoonlijk hadden verwerkt. Hij keek naar de verschillende stijlen van hun architectonische scheppingen, het was een mengeling van het grootste raffinement en een onbedoelde parodie. De houten gevel van een schiettent of een spookhuis was in Louis XV, barok of Art Nouveau uitgevoerd. Favand ontdekte kramen met Korintische of Egyptische kapitelen op de zuilen. Een orgel had een kast van pure Jugendstil-slingers. Het leek of Odilon Redon zelf op de buitenwand van een theater een donker woud met een Siamese tweeling, een paar naakte nimfijnen en een vrouw met drie borsten had geschilderd.

Elk van zijn vaste attractie losgeraakt dier en iedere houten tent was in verval. Favand begon ze te verzamelen, als een idiot savant die van zijn onderwerp bezeten is geraakt. Deze wereldse kathedralen van de moderne tijd, zoals hij ze was gaan noemen, mochten niet verloren gaan. De hele industriële revolutie werd eens in deze apparatuur voor het volk toegankelijk gemaakt.

Favand kwam erachter dat de auto en het vliegtuig voor ze echt werden uitgevonden als droomtoestellen op de kermis waren te zien, gehuld in de stoom van carrousels. Voor de elektriciteit, de X-stralen, de grammofoon en andere negentiende-eeuwse uitvindingen tot het alledaagse leven waren doorgedrongen maakten ze op de kermis al deel uit van amusante natuurkundige spelen. Achter met biggen en cherubijnen beschilderde houten panelen werden de eerste stomme films gedraaid.

Daar staan ze, het is Jean-Paul Favand werkelijk gelukt, de vloer van die reusachtige hal aan de rue de l'Eglise is met tientallen tenten, theaters en carrousels bezaaid. Eerst restaureerde hij ze zelf, maar toen hij door de verhuur van de toestellen, die hij in hoeken en gaten van heel Frankrijk had opgespoord, over meer geld beschikte kon hij beroepsrestaurateurs in dienst nemen. Een groep van zestien heeft de laatste tien jaar aan dat herstel gewerkt.

Net als de dieren zijn alle apparaten die zouden moeten draaien en zweven, schokken en denderen volkomen stil. Dit is een panopticum van de beweging en dat kan ook niet anders. Het zou te duur zijn geweest om al die motoren, stoommachines en hydraulische systemen te repareren. Favand heeft het geld besteed aan de beelden en voorstellingen, een meer dan drie meter grote Marianne heft de ogen virtuoos ten hemel, Jeanne d'Arc steigert met haar paard vijf meter hoog in de lucht, de in een centaur veranderde Turkse officier heeft weer twee prachtige plaatsen op z'n met houten zadels en houten kleden bedekte rug. Maar vooruit komen ze niet, je blijft het denken, steeds kent het oog tevergeefs een draai aan een toestel toe, meent het oor de in elkaar verwaaiende muziekjes van een tent en een carrousel toch te horen.

Er hangt een zwart-witfoto van Favand die is genomen door de deze zomer overleden fotograaf Robert Doisneau. In zijn zwartglimmende broek en witte kraagloze hemd staat hij erbij als een kermis-exploitant in ruste, een verzamelaar die het ook niet kan helpen dat hij zijn publiek het belangrijkste niet kan geven.

Een levende kermis is een museum geworden. Trein, fiets, auto, motorfiets, vliegtuig, boot en ook wiskunde, astronomie, scheikunde, geografie - verklarende bordjes naast de toestellen geven nog eens extra aan hoe ingrijpend de techniek de kermis heeft beïnvloed. Het is een nogal deftige methode voor een vermaak dat in de middeleeuwen met jongleurs, acrobaten en goochelaars is begonnen, al moet zelfs Galileï er zijn voordeel mee hebben gedaan. Toen hij hoorde dat op een kermis in Heidelberg het volk werd gefopt met een bril die de hele werkelijkheid vervormt, ging hij op onderzoek uit en gebruikte dit optische bedrog voor zijn wetenschappelijke werk. Lipperwey heette die kermis en met zo'n naam moet het verhaal wel waar zijn.

De geneeskunst ontbreekt niet. In het griezelkabinet zijn een door de tering aangevreten long en een door de alcohol gefnuikte lever nagebootst in was. Een chirurg doorboort met een lier een schedel en vlak bij een werkelijk beangstigende tandartsstoel liggen de wassen koppen van drie terdoodveroordeelden in een vitrine. Ooit werden ze bij gebrek aan pulppers voor het publiek tentoongesteld.

Drakekop

Als ik mij in een eskimokop - 'Geografie' - verdiep hoor ik buiten stemmen. Een man in een knalgeel jasje staat met een man in een stofjas te praten, vlak voor een gondel met een vlammende drakekop. Later zal ik pas horen dat het een acteur is die Roland Deromzier heet en dat hij vannacht is doorgezakt met de komiek Darry Cowl, tegenspeler van Brigitte Bardot in haar eerste zwart-witfilms. Cowl vervult op het ogenblik in het Théâtre Edouard VII een bijrol in een stuk van Feydeau.

Deromzier wijst naar een luxe schiettent met de teksten 'Grand Choix de Carabines' en 'Grand Tir Français'. Poppen moeten daar in hun ogen of mond worden geschoten, Le Roi, Thomas, Justine, Joseph, Julie, Police, Justice en nog een stuk of wat eeuwige figuren. De man in de stofjas schijnt Deromzier te begrijpen en wandelt op z'n gemak naar de schiettent toe.

De gebruinde acteur zelf loopt naar een toestel bij de ingang, een carrousel met de mooiste zwanen, biggen en konijnen. In de weelderige kroonlijst boven het achter kleurige schotten verstopte mechaniek baden kinderen in het blauwe water van een rivier. Van deze molen moet Louis Wickaert al meer dan een eeuw 'directeur et propriétaire' zijn, zo staat het met gouden letters in het hoogste medaillon.

Na mijn bezoek aan het griezelkabinet is het drukker geworden, volwassenen en kinderen, die indeling wordt hier ook bij heel veel toestellen gemaakt. 'Adulte' staat er soms bij een paard of 'enfant', alsof dat aan de grootte van het dier zelf niet is te zien.

Deromzier stapt op de stille draaischijf en maakt met z'n gespreide armen van die geruststellende zwaaibewegingen, onmiddellijk versterft het geroezemoes, kundige gebaren van een gelooid acteur. Met een door alcohol en nicotine gebraamde stem waarop ook nog heel licht het hese poeder van de saltimbanque is gestrooid begint hij over het bezeten werk van Jean-Paul Favand te vertellen. Niet netjes, als op die verklarende bordjes, maar vol vuur.

O mijn geacht publiek, wat u hier niet allemaal kunt zien, veertien molens en zestien kramen en dan nog liefst achttien 'ensembles de grandes oeuvres historiques', alleen in Le musée des Arts forains en ook nog vijftien-honderd-twee-en-twintig afzonderlijke stukken, olifanten en geweren, sfinxen en Bugatti's, tijgers en koninginnen, samen vormen die Le Musée des Ecoles Européennes, daar kan Straatsburg niet tegen op.

We zijn hier maar voorlopig, het museum zal eens twee, drie keer zo groot zijn, kijk, daar in de verte glimt het geelste koper van al die feesten u tegemoet, helemaal hersteld, daar zijn tienduizend werkuren in gaan zitten, handwerk uit achttien verschillende vakken. Aan het einde van de vorige eeuw, toen heeft Europa pas echt samengewerkt, het mechaniek van die molen is Engels, de polychromie Frans, de structuur is Belgisch en het orgel Italiaans!

En op z'n verhevigde klinkers, op het verkoop-staccato van al z'n woorden gebeurt het werkelijk, komen de kinderen van Louis Wickaert, directeur et propriétaire, langzaam in beweging, in de rivier van het medaillon, maar ook in de loods zelf. Ze springen op de draaischijf, net als de volwassenen, klimmen op zwanen en biggen, paarden en konijnen, muziek barst uit de met boeketten beschilderde machine-kamer.

Nu breekt het steen, het hek wordt weer van hout, de olijven, de artisjokken, de sla en de geelwitte schijfjes, ze kunnen eindelijk worden gegeten, in het rond gaat het, helemaal in het rond. En ook die wetenschappelijke uitleg bestaat niet meer, 'le cheval de bois evoque les tournois de la chevalerie', dat lees ik nog in het voorbijgaan, maar geen kind, geen volwassene die zich daar tijdens de draai nog om bekommert.

Voort gaat het nu, in Chinese gondels en op deinende kamelen, langs tenten waar Joseph of Julie met knallende schoten worden omgelegd, op schimmels en vélocipèdes, de hele negentiende eeuw is in beweging gekomen.

Deromzier probeert af en toe lachend nog iets te roepen, maar het publiek begrijpt het plezier zelf wel, blijft achter waar het wil. Ooit kreeg iemand voor een Rembrandt een niesbui en werd gearresteerd. Hier mag alles aangeraakt worden. In die hele loods van vijfendertighonderd vierkante meter is geen toestel meer ongebruikt, een kind holt naar de cake-walk, dringt zich langs de anderen die overeind proberen te blijven, valt bijna, richt zich weer op.

Bestaat het, gerestaureerd geluid, bestaat het echt?

Ook aan al die orgels en mechanische muziekinstrumenten heeft Jean-Paul Favand jaren gewerkt. Sommige orkestjes zonder muzikanten hebben zestig, zeventig jaar niet gespeeld. Hoe schitterend de draaiende beelden en schilderingen nu ook zijn, het geluid, dat overtreft elke andere indruk. Het is een rammelkastig klankweefsel dat bij iedere stap die je doet van kleur verandert. Dit flonkerend sentiment kan ik nooit eerder hebben gehoord. De herstelde klank van de negentiende eeuw schettert in al z'n variëteiten door de loods.