Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Beeldende kunst

CLEMENT GREENBERG 1909-1994; Intuïtie en smaak

'Waardeoordelen vormen de kern van de esthetische ervaring...Ze zijn gebaseerd op intuïtie, en intuïtie blijft iets dat niet te analyseren is.' Aldus de invloedrijke Amerikaanse kunstcriticus Clement Greenberg die, naar laat bekend is geworden, op 7 mei in New York is overleden. Hij is 85 jaar geworden.

Greenberg deed deze uitspraak in 1981 op een symposium over kunstkritiek georganiseerd door het tijdschrift Partisan Review. In 1939 verscheen in dit tijdschrift dat toen Trotskistisch georiënteerd was zijn essay, Avant-Garde and Kitsch. Greenberg analyseert hierin de relatie tussen kapitalisme en massacultuur en werpt zich op als verdediger van de avant-garde kunst. Zijn naam is onlosmakelijk verbonden met de opkomst en het succes van de naoorlogse generatie Amerikaanse abstract expressionisten als Jackson Pollock, Arshile Gorky, Willem de Kooning en Barnett Newman. Sommige Amerikaanse kunstenaars hechtten zelfs zoveel waarde aan zijn bevindingen dat ze desnoods van koers veranderden of werk vernietigden als Greenberg dat noodzakelijk vond.

Greenberg werd geboren in de Bronx, als oudste zoon van joodse ouders uit Litouwen. Clement nam kort na de verhuizing van de familie naar Brooklyn een baantje bij de Newyorkse douane, waar hij naar eigen zeggen 'meer dan genoeg tijd had om te schrijven'. Na eind jaren dertig wat tekenlessen en lezingen bij de schilder Hans Hoffmann te hebben bijgewoond, ging Greenberg als 'autodidact' aan de slag, want, zoals hij het zelf formuleerde, 'alleen schrijvend over beeldende kunst krijgt men zijn artistieke opvoeding'. Het kunstenaarschap gaf hij definitief op, temeer nadat een andere docent zijn talent te weinig uitgesproken had bevonden. Hij publiceerde onder meer in The Nation en Commentary. In die tijd, jaren veertig, kwam hij in contact met de abstract expressionisten, van wie Jackson Pollock voor hem de belangrijkste exponent zou worden. 'Abstractie is de enige rivier die naar een oceaan stroomt', zei hij later.

Behalve intuïtie waren modernisme en formalisme de belangrijkste pijlers van Greenbergs kunsttheorie. Hij zag de ontwikkeling van de modernistische schilderkunst als een zuiveringsproces dat bij Manet en de impressionisten begonnen was. Literaire, figuratieve elementen verdwenen ten gunste van een steeds sterkere concentratie op de formele eigenschappen van de schilderkunst: de tweedimensionaliteit van het doek en de verf. De pure kleuren van Color Field-schilders als Morris Louis en Jules Olitsky, vormden in de ogen van Greenberg het voorlopige hoogtepunt van deze evolutie.

De essaybundel, Art and Culture, (1961) behoort inmiddels tot de klassieken, maar Greenbergs dogmatische, afwijzende houding tegenover stromingen als pop art en minimal art ondermijnden zijn gezag als kunstcriticus. Vanaf eind jaren zestig ging hij steeds minder schrijven. De eens zo vooruitstrevende Greenberg bevond zich nu in het kamp van de conservatieve cultuurcritici. De pluriformiteit van de kunstwereld maakten zijn rechtlijnige visie aanvechtbaar. Ook op het symposium in 1981 bleek dat Greenbergs belangrijkste instrumenten, intuïtie en smaak, niet langer voldeden om de huidige kunst(wereld) kritisch te beoordelen.