Al eeuwen voordat God de Profeet Mohammed verordonneerde de wereld Zijn laatste boodschap te verkondigen, vierden de Perzen en Koerden elk jaar Nowruz - het lentefeest, de geboorte van een nieuw jaar. Veertien jaar geleden vonden de Iraanse machthebbers dat zo'n niet-islamitisch feest geen plaats verdiende in een land dat zich Islamitische Republiek ging noemen.
Het was één van hun vergeefse pogingen Iran en zijn cultuur onherkenbaar te veranderen. Nog steeds springen de Iraniërs op de 21ste maart over vuurtjes om de overwinning op de winter en op de krachten van het Kwaad te vieren. Nog steeds bezoeken zij die dag hun familieleden om samen met hen beter dan normaal te eten. En soms lezen ze op Nowruz ook nog een stukje koran. Wat de overheid ook van Nowruz moge denken, zij feliciteert de laatste jaren de bevolking met de komst van het nieuwe jaar.
De Iraniërs lijken onderdanig aan hun bestuurders, die - volgens de oude tradities van een groot rijk - altijd gelijk zijn aan God of een directe en geheel eigen relatie met God hebben, waarbij het niet uitmaakt of ze nu shah zijn of imam worden genoemd. Maar onder de oppervlakte blijven die schijnbaar zo volgzame burgers een eigengereid en zeer roerig volk.
Zó roerig, dat zij de afgelopen honderd jaar zes koningen uit twee dynastieën versleten. Volgens de bondige beschrijving van een Iraanse historicus: “Van die zes koningen werd er één vermoord en stierf een ander als een gebroken man onder de druk van een grondwettelijke revolutie. Alle overige vier werden tot aftreden gedwongen of onttroond. Ieder van hen stierf in ballingschap. Geen één is zelfs maar vandaag de dag in Iran begraven. Van de 42 premiers die Iran in dezelfde periode had, werden er tien vermoord of geëxecuteerd, en meer dan een dozijn gedwongen om in ballingschap te vluchten”.
God tegen Satan
Misschien wordt die eeuwige onrust veroorzaakt door de dualistische cultuur van een volk, dat al in vroege tijden dacht in termen van Licht tegen Duisternis, zwart versus wit - en in de loop van zijn geschiedenis steeds meer overtuigd raakte van de eeuwige strijd tussen twee op zichzelf staande machten: het absoluut Goede tegen het absoluut Kwade, de Eeuwige Waarheid tegen de Voortdurende Leugen, God tegen Satan. Een volk dat zeer religieus is, maar tegelijkertijd mystiek, chaotisch en zeer cynisch. Een volk dat achter de muren van zijn zekerheden een huis vol onzichtbare vraagtekens bewoont. Een volk, dat alleen tot schijnbare rust komt als de heersende macht alles overweldigend en niets ontziend is. Een volk dat volgens een oude kenner “nog het meest lijkt op een tapijt, dat elke keer opnieuw wordt geweven.”
Zo was het vroeger. En zo is het nu - ook na de Islamitische Revolutie.
Khosrow bijvoorbeeld, die als pianoleraar de kost verdient, heeft het nooit zo druk gehad als de afgelopen jaren, nadat imam Khomeiny vrijwel alle muziek en muziekinstrumenten had verboden. Alleen de liederen die de glorie van de islam en de Islamitische Revolutie bezongen, werden toegestaan - daarna stukje bij beetje klassieke Iraanse en Westerse muziek. Maar niemand durfde aan te geven hoe klassiek de Westerse klassieke muziek moest wezen. Na veel aandringen sprak imam Khomeiny eindelijk het verlossende woord: tot aan Tsjaikovski. Vervolgens schoof men voortdurend verder op. Maar velen stoorden zich in besloten kring niet aan die ge- en verboden.
“Het werd,” vertelt Khosrow, “een rage in bepaalde kringen om je kinderen een muziekinstrument te leren bespelen. Het mocht weliswaar niet van de autoriteiten en de Pasdaran (de Revolutionaire Wachters) deden wel eens invallen in de huizen om te controleren of men verboden muziek beluisterde of speelde. Maar omdat bijna alle andere vormen van ontspanning eveneens verboden dan wel afgeschaft waren, zochten de mensen een ontsnappingsmogelijkheid thuis. Wij zijn imam Khomeiny veel dank verschuldigd. Zijn voorschriften waren een enorme stimulans voor het muziekonderwijs.”
Poëzie
Naast muziek is poëzie zijn grote liefde. Daarin is hij niet anders dan ontelbare Iraniërs. In de Perzische cultuur spelen gedichten een zeer grote rol. Zelfs imam Khomeiny bezondigde zich, onder het pseudoniem Hendi, in zijn jonge jaren aan het dichten van sonnetten - over de schoonheid van de natuur, de toegewijdheid aan het geloof, en het smartelijke verlies van niet nader genoemde dierbaren. Zijn verzen waren eigenlijk een beetje zondig, want in strijd met de traditionele opvatting van de ulama, de geestelijkheid, dat alle poëzie die niet de Profeet, de twaalf Imams en de islam prijst, verwerpelijk is: niet in overeenstemming met de logica en een afleiding van de serieuze zaken waarmee een goede moslim zich dient bezig te houden.
In Nederland ervaart men zijn dichters uit het verleden als uit-de-tijd en afgedaan. Maar in Iran zijn de dichters van eeuwen geleden voor velen een bron van nationale trots, troost en aanmoediging. Vandaar dat op het Ferdowsi-plein in het centrum van Teheran nog steeds het standbeeld staat van één van de beroemdste Perzische schrijvers en dichters. Dat is opmerkelijk omdat Abul Qasim Mansur Ferdowsi (935-1025) een Perzische nationalist was, die bepaald niet de islam bezong, maar de mythologie en de geschiedenis van de Perzen en hun shahs.
Imam Khomeiny had al in 1924 in een essay verkondigd dat “vóór de komst van de islam de landen, die door ons waarachtige geloof gezegend zijn, op een ellendige manier onder onwetendheid en wreedheid leden. Niets in het verleden is waard verheerlijkt te worden.” Maar eenmaal aan de macht, durfde hij vooralsnog niet het Iraanse volk zijn non-islamitische dichters te ontnemen. Zoals hij ook geen gehoor gaf aan de oproepen van een aantal mollahs om de majestueuze ruïnes van Persepolis met de grond gelijk te maken, teneinde de pre-islamitische geschiedenis van Iran voor altijd onzichtbaar te maken. Nu hij alleen nog in mythische gedaante voortleeft, gaan de huidige regeerders een stuk verder: zij plannen in de buurt van Persepolis de grootste luchthaven van het Midden-Oosten - het Khomeiny vliegveld, dat circa vijf jaar na de bouw jaarlijks twaalf miljoen gasten moet kunnen ontvangen. Hoevelen van hen ongelovigen en ketters?
Evenmin is er een probleem voor de boekwinkels. Zij verkopen vrijuit de werken van Ferdowsi en niet minder beroemde dichters als Omar Khayyam en Hafez Shirazi. Toch was de wiskundige, annex sterrekundige, filosoof en dichter Omar Khayyam een eeuwige twijfelaar, misschien wel een agnost. Voortdurend op zoek naar de waarheid, wist hij nooit - in tegenstelling tot de huidige machthebbers van zijn land - wat of waar precies de waarheid was. Hoewel tijdens zijn leven (1048-1131) de islam in zijn stad Nishapur strak werd aangehaald, adviseerde hij in zijn gedichten dat je de dag moet plukken, wijn moet drinken en van vrouwen moet genieten, omdat je uiteindelijke bestemming de dood is, terwijl niemand weet of er een Hiernamaals is:
Drink wijn; ik heb je meer dan
duizend maal gezegd
Dat er geen terugkeer is; als je weg
bent, ben je weg.
Hij vond dat men behoedzaam over het stof der aarde moet lopen, want het enige dat vast staat, is dat men uiteindelijk tot stof vergaat. Maar wie weet waarover hij loopt - over mooie vrouwen of over oude koningen? En wie weet of de wijnkruik waaruit hij drinkt, niet van het stof van deze of gene is?
In een dialoog met God stelde Omar Khayyam dat de mens Zijn opdrachten moet uitvoeren. Hoe kan ik dan, als ik fouten maak, schuldig zijn?, vraagt hij zich af. Was Jij het niet, God, die de mens met al zijn fouten heeft geschapen? Als er dus iemand schuldig is, ben Jij het dan niet?
In een ander gedicht schrijft hij:
Sommige mensen vragen zich af wat
de juiste godsdienst of secte is.
Anderen twijfelen over de zekere weg.
Een stem uit de duisternis roept:
wordt wakker,
Jullie onwetenden, de weg is noch
deze noch de andere.
Brachten de werken van deze vroege dichters Corruptie op Aarde, zoals de door Satan en het Westen aangetaste kunstenaars die nu trachten te verspreiden? Nee, antwoordden tot voor kort de theologen, die in Iran bepalen wat goed en wat slecht is. De dichters van toen hadden - zoals mystici betaamt - God lief en zochten Zijn nabijheid, terwijl de kunstenaars in dienst van Satan God en Zijn wetten bestrijden.
Khosrow was niet ontevreden over deze uitspraken. “Zo beschermen onze mollahs ongewild het Perzische erfgoed tegen de door henzelf gepropageerde arabisatie van onze taal, en remmen ze de door hen voortdurend gestimuleerde islamisatie van de samenleving af”. Daarmee raakt hij een gevoelig punt. Al heel lang wordt er in Iran een cultuurstrijd gevoerd tussen de verdedigers van het pure Perzisch en zij die toelaten dat Arabisch en Turks de Perzische taal binnensluipen. Het is ook een politieke strijd, die sinds de zege van de Islamitische Revolutie fel is opgelaaid, omdat de ulama niet anders kan dan het Arabisch, de heilige taal van de koran, op alle mogelijke manieren aanmoedigen. De wereldlijke nationalisten ervaren die invasie als een aanslag op de Perzische cultuur - hún cultuur - en stellen zich nog steeds teweer.
Shi'isme
De strijd is nog lang niet beslist. Want de Islamitische Revolutie kon een machtig heerser als de shah alleen maar verslaan, omdat zij het Iraanse nationalisme en de islam zo voortreffelijk wist te combineren. En de shi'itische school van de islam die in Iran de boventoon voert, is op zichzelf al een uitdrukking van de behoefte van de Perzen om anders te zijn. Niet zonder reden beschouwen de merendeels sunnitische Arabieren het shi'isme niet als een andere islamitische rechtsschool, maar als een verstopt Perzisch nationalisme - een wraakneming voor het feit dat het eens zo machtige rijk der Perzen door de Arabieren onder de voet werd gelopen en geïslamiseerd. En niet voor niets ervaart men in de Arabische wereld niet alleen de Perzen, maar ook het shi'isme als shu'ubi - anti-Arabisch.
Wie nu het mausoleum bezoekt van imam Khomeiny op de begraafplaats Beheshte Zahra even buiten Teheran, dat vanuit de verte als een reusachtige suikertaart opdoemt, wordt getroffen door de combinatie van heiligheid en wereldlijkheid. Voor de graftombe, die achter versterkt glas is opgesteld, staat een rij mensen om de glazen muur aan te raken, te kussen en door een gleuf geld naar binnen te gooien voor de verdere verfraaiing van het voor de eeuwigheid bestemde monument. Maar er picknicken ook hele gezinnen in de moskee. Kleine kinderen spelen glijbaantje op de spiegelgladde marmervloer, de groteren voetballen met een schijfje, terwijl enkele meters verderop aandachtig wordt gebeden en een paar mensen huilen.
Misschien om hun eigen lot. Misschien om het nog steeds zo smartelijke verlies van de beminde Leider. Maar misschien ook om huilend te worden gezien. Want in de shi'itische cultuur - en zeker bij de ulama - worden tranen in het openbaar zeer gewaardeerd; zij tonen gevoeligheid. Daarom maakte de vroegere nationalistische premier Mossadegh zo overvloedig gebruik van zijn traanklieren, toen hij in zijn strijd tegen de shah en de Britten de publieke opinie voor zich probeerde te winnen. Om dezelfde reden organiseren rijke dames als vorm van ontspanning een dourè voor hun vriendinnen, een religieus middagje, waar een mollah tegen goede betaling vertelt over de marteldood van de door de shi'ieten tot Khalief bestemde Imam Hossein in Kerbala en iedereen verschrikkelijk moet huilen.
Echte gelovigen
Buiten de moskee, waar de gelovigen hun oude kranten en bidkleedjes na het voltooide gebed oprapen, schalt revolutionaire muziek. Eén van de teksten luidt: “Ik bracht mijn tijd door in de bunkers ter wille van mijn vaderland.” Het is een puur nationalistisch lied. Een vrouw roept de vreemdeling toe: “Vertel de waarheid, als u thuis bent!” Welke waarheid? “Dat als jullie niet geloven, jullie tenminste moeten opstaan tegen de Arrogante Machten, opdat jullie eindelijk vrij zult zijn.” De studente naast haar antwoordt waarheidsgetrouw op de vraag waarom er hier op deze vrijdag naar verhouding zo weinig gelovigen zijn: “De mensen die uitsluitend revolutionair en tegen Amerika waren, zijn afgevallen. Nu komen alleen nog de echte gelovigen.”
Dat is voor het regime een gevaarlijke zaak, want er zijn te weinig waarachtige gelovigen. En zelfs zij worden voortdurend belaagd door de aanstormende Westerse cultuur. In de heilige stad Qom bij voorbeeld, een van de belangrijkste leercentra van de Islamitische Revolutie en bekend om haar fanatieke hezbollah-aanhang. Wie als niet-moslim de indrukwekkende spiegeltjes-moskee wil betreden, waar Fatemé, de zuster van Imam Reza, ligt begraven, wordt sinds enkele jaren tegengehouden. Bewakers wijzen op een bordje dat niet vóór, maar discreet aan de binnenkant van de entree is gespijkerd: Geen toegang voor niet-moslims. Zo tracht men de moskee van niet-islamitische smetten te vrijwaren. Maar buiten probeert een straatverkoper typisch Amerikaanse popcorn aan de duizenden gelovigen te slijten. En een paar meter verder staat een kraam met hemden, waarop "I love you' gedrukt staat.
Van alle kanten wordt de cultuur van de Islamitische Republiek aangevallen. De laatste tijd door de uit het Westen en India gesmokkelde videofilms, die bij duizenden gekopieerd en verspreid worden, en vaak een pornografisch karakter hebben. Officieel was de verkoop en verhuur van videorecorders en -banden tot vorige zondag verboden, in werkelijkheid kon men ze overal krijgen. De nog steeds officieel verboden schotelantennes, waarmee men alle zonden van de buitenwereld op de buis kan opvangen, zijn de laatste rage. Zo worden miljoenen jongeren zonder werk en toekomstvooruitzichten maar wél met veel vrije tijd, van ideeën en waarden voorzien die de Islamitische Revolutie als non-islamitisch en vijandig beschouwt.
Tegenoffensief
De overheid heeft als antwoord op die onzichtbare, alles doordringende invasie van het Westen een tegenoffensief gelast en het budget van het Bureau voor Islamitische Propaganda aanzienlijk vergroot. Een bekende dichter in dienst van het Bureau noemde Albert Einstein onlangs een insekt. De laatste maanden worden de oude Perzische dichters aangevallen. En de nationale filmindustrie heeft instructies gekregen meer nadruk te leggen op de islamitische geschiedenis en haar helden. Daarvoor is buiten Teheran al een complete stad uit de tijd van de Profeet nagebouwd, waaraan miljoenen zijn gespendeerd. Een prachtige film als Bashu, die zich in een non-islamitische context afspeelt, zou volgens diverse filmmakers nu niet meer geproduceerd kunnen worden. De vrouwelijke hoofdrolspeler heeft het land verlaten, de regisseur kreeg ernstige problemen, nadat hij ervan was beschuldigd een aanhanger te zijn van het ketterse Bahai-geloof.
Begin november kondigde president Rafsanjani aan dat de Hoge Raad van de Culturele Revolutie, het super-orgaan dat in 1991 werd opgericht om het culturele offensief van het Westen een halt toe te roepen, gespecialiseerde krachten zal opleiden. Zij moeten ervaring in het buitenland opdoen en een psychologische scholing krijgen om zowel binnen als buiten Iran aan het werk te gaan. Dit alles “om het islamitische gedachtengoed, dat wij beschouwen als de bron van geluk voor de mensheid, ter beschikking te stellen van hen die op zoek zijn naar het juiste pad”.
Zal dat helpen? Onlangs besloot de overheid tot een Nowruz-cadeautje: sinds 21 maart mag men wél video's bekijken, kopen en verhuren, mits daarvoor vergunning wordt verleend door een speciale filmcommissie van het Ministerie van Cultuur en Islamitische Begeleiding. Het is de stilzwijgende erkenning dat men het verschijnsel niet kan tegenhouden.
Nadenkende aanhangers van de Revolutie maken zich dan ook grote zorgen. Eén van hen zegt, bijna wanhopig: “We móéten iets vinden! Misschien moeten we islamitische popmuziek uitzenden. Waarom niet? Ayatollah Montazari heeft eens gezegd dat je niet alles wat uit het Westen stamt om die reden moet weggooien, maar dat je moet nemen en behouden wat waardevol is. Hij vergeleek het met een stukje goud dat in de wc valt. Je gooit het niet weg omdat het vies is. Maar je raapt het op, spoelt het goed schoon en hangt het misschien om je nek.”