Maar schijn bedriegt. Sinds de dood van drie Turken in Duitsland is de migrantengemeenschap in Nederland op haar hoede. Een aantal Rotterdamse moskeeën wordt uit angst voor aanslagen permanent bewaakt. Overdag zijn er meer mensen aanwezig dan normaal, 's nachts houden ten minste twee man een nachtwake in de gebedsruimte. Wat in Duitsland is gebeurd, kan hier ook gebeuren, zo vreest men. Het Nederlands Centrum Buitenlanders vindt bewaking van moskeeën een goede zaak, anderen twijfelen. R.M. Kasim van de World Islamic Mission zegt bijvoorbeeld geen signalen te hebben ontvangen dat er aanslagen zouden worden voorbereid. “We nemen geen maatregelen om niet te provoceren”, aldus Kasim.
“Iedereen heeft de beelden op televisie gezien”, vertelt N. Bas, bestuurslid van een moskee in Rotterdam-Zuid. Op een oude bank in een zijkamertje van zijn moskee toont hij de "nöbet gizelgesi', de bewakerslijst. Bij iedere nacht staan twee namen. “Ze mogen zelf weten of ze allebei wakker blijven, of dat ze om de beurt gaan slapen”, vertelt Bas.
In zijn moskee is de bewaking overigens niets nieuws. Al sinds een jaar overnachten leden van de Turkse gemeenschap in de moskee. Het geweld tegen buitenlanders in Nederland is de laatste jaren immers toegenomen. Na de publikatie van Rushdie's Duivelsverzen namen de incidenten toe, de Golfoorlog vergrootte niet bepaald de sympathie voor de islam. Dit jaar werden bij het Nederlands Centrum Buitenlanders dertig aanslagen op moskeeën, gebedsruimten en koffiehuizen gemeld. In januari ontploften bij een Amersfoortse moskee drie molotov-cocktails.
Niet dat de buurt waarin de moskee zich bevindt nu zo vijandig is ten opzichte van de Turken, denkt Bas. Toch mag de naam van het Turkse gebedshuis niet in de krant. Je weet maar nooit wat mensen uithalen. “Kinderen kunnen de boel zomaar in de brand steken”, denkt Bas.
Bang is hij niet, zegt hij, want de Nederlandse politie is anders dan de Duitse. De contacten met het kantoor in Rotterdam-Zuid zijn goed. “Als we bellen, zijn ze hier binnen tien minuten. Ze komen hier zeker vijf keer per dag langsrijden om te kijken of alles in orde is.” Toen de Turken deze zomer een barbecue hielden, stonden de politie en de brandweer onmiddelijk op de stoep. Ook de Rotterdammer A.I. Unal, coördinator van de koepel van Islamitische organisaties in Rotterdam (SPIOR), is zeer te spreken over de samenwerking met de Rotterdamse politie. “Ik houd mijn landgenoten steeds voor dat de politie ons hier rugdekking geeft. Ze komen liever vijf keer voor niks dan één keer te laat.”
Op de terugtocht uit de gebedskamer houdt Bas enkele mannen staande om te peilen of er angst heerst. Twee ouderen weten zich onmiddellijk relletjes in de Afrikaanderbuurt in Rotterdam te herinneren uit 1972. Toen braken ernstige onlusten uit tussen Nederlanders en Turkse en Marokkaanse gastarbeiders. Vijftien Turken en Marokkanen raakten daarbij door brandstichting en plundering al hun bezittingen kwijt. “Dat hebben we met onze eigen ogen gezien”, benadrukken ze in hun beste Nederlands.
“Niemand garandeert ons dat dat niet weer gebeurt, ook al is er geen enkele reden ons aan te vallen”, zegt een oude Turk. Ze werken toch gewoon en betalen net als iedere Nederlander belasting? Hoe zou een Nederlander in Turkije zich voelen als de Turken minder vriendelijk werden, vragen ze zich af. Bang dus. De oudere Turk maakt met woord maar vooral in gebaar duidelijk dat één slecht mens van de Centrumpartij een heleboel anderen kan ophitsen. Bas knikt instemmend. Bewaking is dus nodig, vindt hij. “In Turkije hebben wij een spreekwoord: "Als de deur openstaat, lopen honden naar binnen'.”
Dan is het tijd voor gebed. In de grote gebedszaal voegt het bestuurslid zich bij zijn geloofsgenoten. Gezamenlijk gaan ze op de knieën. Eén man blijft overeind. Hij waakt.