BARNEVELD, 12 AUG. Aan het einde van het gesprek, als we al zijn motieven nog eens hebben doorgesproken, vraagt hij zich plotseling af: “Misschien ben ik wel te week voor het betaalde voetbal.” Het is beetje een onterechte diskwalificatie van zichzelf. Want zijn beweegredenen waren toch heel zuiver en menselijk. Zelfs de promotie van zijn club Go Ahead Eagles kon Harry Buisman deze zomer niet meer in de verleiding brengen door te gaan met betaald voetbal.
In februari was hij het al zat en stapte hij naar trainer Jan Versleijen om zijn ontslag aan te bieden. Buisman had genoeg van scheldende supporters, de discriminatie, de rivaliteit onder de collega-voetballers, de ijdelheid van de bestuurders, kortom alle negatieve aspecten van het hedendaagse fullprof-bestaan.
Op 24-jarige leeftijd durfde de linkerspits de stap te zetten naar een amateurclub (Spakenburg). Maar hij zegt er eerlijkheidshalve bij, dat het voor hem wat eenvoudiger lag omdat hij bij uitgeverij Kluwer als assistent-produktiebegeleider op de rechtswetenschappelijke afdeling een goede baan heeft. “Dan durf je die beslissing wat sneller te nemen. Maar aan de reacties die ik heb gekregen, merk ik wel dat ik niet alleen sta in mijn opvattingen. Andere spelers, ook uit de eredivisie, zeiden tegen mij: "Als ik net als jij een goede baan achter de hand heb, zou ik ook stoppen.”
In zijn rustige woning in Barneveld, ogenschijnlijk ver verwijderd van het voetbalfront, verwoordt Harry Buisman het ongenoegen van veel betaalde spelers. “Je maakt ontzettend kwetsende dingen mee. Vorig seizoen speelden we bij NAC. Er werd tijdens een minuut stilte een supporter herdacht die om het leven was gekomen omdat hij zijn hoofd te ver uit het raam van een trein had gestoken. Zong onze eigen aanhang: "Steek je kop maar uit het raam.' Dat vond ik zo belachelijk. Op dat moment had ik echt de neiging van het veld te stappen. Er zijn misschien spelers die zeggen dat ze dit niet horen. Maar als je je hier niet aan stoort ben je als voetballer niet goed bezig.”
Buisman ondervond bij Go Ahead Eagles vaak genoeg aan den lijve hoe supporters blijk geven van hun onvrede als het spel hen niet bevalt. Vier jaar geleden kwam hij met Henri Pelleboer van PEC Zwolle naar Deventer. “We hadden nog geen minuut gespeeld of het publiek schreeuwde al: "Stap maar weer op de trein naar Zwolle.' De mensen maken je uit voor klootzak, boerelul terwijl ze je niet kennen. Niemand weet of ik werkelijk een eikel ben.”
De blonde spits begon zich ook steeds meer te storen aan de agressie op de tribunes. Voetballers worden daar toch vaker lijfelijk mee geconfronteerd dan menigeen denkt. “Als je een bal wilt inwerpen en de mensen zitten dicht op het veld, heb je zo een rochel in je nek. De supporters storten zich als gekken naar beneden als je langs de lijn iets moet doen. Dan zie je mensen met een haat in hun ogen...om bang van te worden. Als er geen hek zou staan, zou je moeten rennen voor je leven. Het is jammer voor het voetbal. Ik ben geen wereldverbeteraar, maar ik probeer wel na te denken over mogelijke oorzaken. Het is een mentaliteitskwestie. De normen zijn vervaagd. De mensen hebben iets nodig om tegen aan te schoppen. Het schijnt bij het voetbal te horen. Het is niet alleen op de staantribune. Als ik geblesseerd ben hoor ik de bestuurders en de sponsors in de erelôge ook zeggen: "Die zwarte moeten ze er maar eens uitschoppen.”
Zijn mening over de agressie onder voetbalsupporters zag hij nog eens bevestigd in de promotie/degradatie-wedstrijd tussen Go Ahead en FC Den Haag. Het eerste duel liep volkomen uit de hand - er vielen tientallen gewonden - omdat Haagse supporters zich misdroegen in het stadion De Adelaarshorst en op de terugweg naar het station van Deventer. “We kregen op een gegeven moment ruzie wie de corners moest nemen. Niemand had er trek in. In je rug stonden heetgebakerde supporters met messen te zwaaien. De bouten en splinters van de tribune vlogen je om de oren. Onze vrouwen kregen stoeltjes in hun nek en moesten het op een lopen zetten. Je staat als speler machteloos, je kunt er alleen maar naar kijken. Denk niet dat we er slechter door gingen spelen. Integendeel. Toen we zagen dat de spelers van Den Haag hun supporters een hand gaven, stimuleerde dat enorm.”
In Den Haag, rondom de return, keek Buisman zijn ogen uit. De wedstrijd werd gespeeld voor een gelimiteerd aantal toeschouwers. “Toen bleek dat het ook anders kan. Al was de beveiliging waanzinnig. Iedere speler had een ME-er als bewaker. Dat kost de samenleving toch geweldig veel geld. In Deventer werd de wedstrijd voor liefst achtduizend toeschouwers uitgezonden op een groot beeldscherm. Je zag vrouwen met kinderen spelen, het was gezellig. Je zou haast zeggen: dat is de toekomst. Het zou een einde maken aan het vandalisme van de bezoekende supporters. En elke club krijgt dubbele inkomsten. Voor een thuis- en een uitwedstrijd.”
Hij constateert dat vandalisme plaatsmaakt voor discriminatie. “Ik erger me aan de oerwoudgeluiden op de tribune als een donkere voetballer aan de bal is. De racistische uitingen worden steeds erger. Je hoort het in elk stadion. Het is echt een modeverschijnsel geworden. Maar ik vind het zeker zo erg als ze roepen: "Grens, steek die vlag eens in je reet.”
Het profvoetbalmilieu is duidelijk zijn wereldje niet. Een beetje heeft hij ook zijn buik vol van het trainersgebral en de publiciteitsgeile bestuurders. Al is dat niet van toepassing op de situatie bij Go Ahead, waar hij het goed kon vinden met de "sociale' trainer Jan Versleijen en voorzitter cq hoofdsponsor Gé Voortman. “Ik vind dat trainers hun spelers niet in het openbaar aan de schandpaal moeten nagelen. Soms staan er best grote belangen op het spel. Maar je leest bij een verslag van Emmen-TOP ook al dat de trainer weer vreselijk tekeer is gegaan. Bestuurders willen graag op de voorgrond treden. Ook zij moeten hun spelers niet afvallen. Overigens is het me wel duidelijk dat de sponsors belangrijker worden dan de supporters. Er bestaat een trend dat geldschieters spelers gaan kopen, zoals bij Roda JC en FC Den Haag. Ik zou niet graag "eigendom' van iemand willen zijn.”
Bij Spakenburg hoopt hij een betere atmosfeer te ontmoeten. Maar is het daar niet zo, dat het publiek in het zogenaamde christelijke zaterdagvoetbal ook behoorlijk negatief uit de hoek kan komen? En zegt het jaarlijkse record aan rode kaarten niet iets over de verloedering op dit niveau? “Ik ga weleens kijken bij ons in het dorp. Bij SDVB, Sterk Door Vrienschap Barneveld. Dan zie je dat er rode kaarten worden uitgedeeld waar je in het betaalde voetbal nog niet eens geel voor krijgt. Wat het vandalisme betreft, is de situatie natuurlijk een stuk overzichtelijker. Je kunt zien wie op je begint te schelden. Zo'n man gaat in het betaald voetbal op in de massa. Als ik weet wie het is, zou ik na de wedstrijd ook zeker met hem in discussie treden.”
Buisman zal het betaald voetbal niet zo resoluut de rug toekeren als sommige andere voetballers dat hebben gedaan. Een terugkeer sluit hij niet uit, maar dan moet er zich wel een topclub melden. En dat lijkt onwaarschijnlijk, want het gebeurt zelden dat een voetballer via de amateurs weer de profstatus weet te verkrijgen.
“Aan de andere kant is het ook nog nooit voorgekomen dat een speler op z'n 24ste al stopt met betaald voetbal”, werpt hij tegen. “Het bestaan van profvoetballer loont eigenlijk alleen als je drie ton verdient. Het overgrote deel van de spelers in ere- en eerste divisie heeft aan einde van de carrière misschien een ton gespaard. Dat is natuurlijk onvoldoende als je op je dertigste geen baan hebt. En daarvoor moet je dan maar zien te wennen aan al die onplezierige bijkomstigheden. Het leven van een voetbalprof is eigenlijk geen bestaan. Je hebt zoveel vrije tijd dat je niet weet je ermee moet doen. Je denkt alleen maar aan voetbal. Er is bij de club altijd een spanningsveld, want je bent concurrenten van elkaar. Je kunt nooit vrienden van elkaar worden, hoogstens collega's. Daarnaast word je op de voet gevolgd door de media die de publieke opinie bedient. Als ik zaterdag slecht speelde, had ik zondag de pest in en werd ik er maandag op m'n werk nog eens mee geconfronteerd door de kranten en de collega's die het ook hadden gelezen. Dinsdag was ik dan weer eens onder de mensen. Gelukkig is dat nu voorbij.”