Een onderzoeksteam bestaande uit politie, de Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond en de Arbeidsinspectie is tot de conclusie gekomen dat in de tank een explosief mengsel aanwezig was en dat dit te voorzien was.
Aan het uiteinde van de ontluchtingspijp op het dak van de tank is waarschijnlijk een vermenging van lucht en benzoëzuurdamp ontstaan. Dit mengsel kan door verschillende ontstekingsbronnen tot ontploffing zijn gebracht, aldus de voorlopige rapportage.
De zes slachtoffers, medewerkers van onderaannemers, voerden bouwwerkzaamheden uit op het dak van de tank. Daarbij gebruikten zij lasapparatuur. “Volgens de werkvergunning, afgegeven door DSM aan de onderaannemers, waren deze werkzaamheden toegelaten”, aldus de persofficier. Fouten van de slachtoffers zijn door het onderzoeksteam niet geconstateerd. “De ontstane risico's vallen onder verantwoordelijkheid van DSM Chemicals Rotterdam B.V.”
Woordvoerder A. Spierts van DSM Chemicals BV wilde niet reageren op het bericht van de persofficier. “We zullen ons niet aan onze verantwoordelijkheid onttrekken.” Eerder stuurde DSM een brief aan zijn medewerkers waarin vermenging van lucht en benzoëzuur werd genoemd als mogelijke oorzaak van de explosie. Volgens de brief “werd bij het afgeven van werkvergunningen voor het aanbrengen van een bordes op het dak van de tank er niet van uitgegaan dat een dergelijk explosief mengsel aanwezig kon zijn”.