Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Politie, recht en criminaliteit

In de wurggreep van het kinderrecht; Het geval Sandy Molenberg

Sinds begin 1982 kunnen advocaten en hun cliënten bij de Hoge Raad klagen over onfatsoenlijk gedrag van rechters. De procureur-generaal schuift de meeste klachten terzijde, maar in die tien jaar heeft hij negen gevallen ernstig genoeg bevonden om voor te leggen aan de Ombudskamer van de Hoge Raad. Begin november verklaarde de Hoge Raad een klacht van het echtpaar Wind gegrond. Mr. C. Eradus, kinderrechter van de Amsterdamse rechtbank, was in een voogdijkwestie ”onzorgvuldig' opgetreden tegen de pleegouders Wind. Dit arrest van de Hoge Raad is het sluitstuk van een procesgang die met recht Kafkaesk genoemd mag worden: het gesol met het meisje Sandy.

Op 23 februari 1987 rinkelt om 3 uur 's middags de telefoon in de villa van het artsenechtpaar Wind. De Raad voor de Kinderbescherming zoekt een opvanggezin voor een tweeënhalfjarig meisje, dat door haar moeder ernstig is verwaarloosd en mishandeld. Het echtpaar vangt al jaren kinderen op en wil ook nu graag helpen. Sandy Molenberg staat een uur later al in hun huiskamer; een bangig meisje met lichtblond haar en blauwe ogen, dat vrij slecht loopt voor een kind van haar leeftijd, onzindelijk is en nauwelijks praat.

De kinderrechter spreekt op 2 april 1987 de ondertoezichtsstelling uit. Sandy zal voorlopig een jaar in het gezin Wind blijven, totdat duidelijk is of haar vader in staat is haar op te voeden. Bovendien stelt de kinderrechter een gezinsvoogd aan, een medewerkster van de Stichting voor Jeugd en Gezin. Overdag gaat Sandy naar een medisch kleuterdagverblijf. Een half jaar later, Sandy is weer wat opgebloeid, bereikt het echtpaar Wind een onverwachte boodschap. De gezinsvoogd vindt dat Sandy bij hen weg moet om ”residentieel' (in een inrichting) te worden behandeld.

De mishandeling zou dermate ernstig zijn geweest dat een intensieve therapie noodzakelijk is. Het psycho-sociaal team van het ziekenhuis waar Sandy sinds haar geboorte onder behandeling is, vindt dat echter niet nodig voor een kind als Sandy, en waarschuwt dat zij een trauma kan oplopen als zij voor de tweede keer van de moederfiguur wordt gescheiden. Het echtpaar leidt hieruit af dat therapie alleen verantwoord is als Sandy bij hen blijft of bij de vader thuis.

De kwestie wordt voorgelegd aan kinderrechter mr. R. van Os van de Amsterdamse rechtbank. Zij besluit tot het instellen van een deskundigenonderzoek door het onafhankelijke adviesbureau MWKJ. Maanden verstrijken. Sandy heeft inmiddels een nauwe band gekregen met haar nieuwe moederfiguur, mevrouw Wind, en gaat ook eens in de twee weken een weekend bij haar vader logeren. Haar natuurlijke moeder is inmiddels gescheiden van haar man, en vertoont zich nooit meer.

In augustus 1988 verschijnt het onderzoeksrapport. Het echtpaar Wind zou zich de ernst van de mishandeling onvoldoende realiseren en onvoldoende afstand bewaren tot Sandy. Dit laatste zou blijken uit het feit dat de pleegmoeder zich, net als door haar eigen twee kinderen, ”mama' laat noemen.

Het echtpaar Wind kan zich absoluut niet vinden in de conclusies. Zij krijgen echter geen hoogte van de totstandkoming van de diagnose omdat zij het rapport niet mogen inzien. Het bovengenoemde psycho-sociaal team van ziekenhuis Gooi-Noord onderzoekt Sandy op hun verzoek ook en stelt: ””Zij is thuis een opgewekt kind, dat goed op sociale contacten ingaat, levendig en vindingrijk speelt en een intelligente indruk maakt.'' Opname in een inrichting is volgens dit alternatieve rapport ”misdadig'. Het echtpaar Wind vindt ook steun bij Sandy's huisarts en bij een psychiater die heeft onderzocht hoe joodse kinderen na de oorlog de scheiding van hun pleegouders hebben ervaren. Een tweede scheidingstrauma zou extra ernstig zijn.

Kinderrechter Van Os raakt niet overtuigd door het oordeel van die deskundigen en schaart zich achter het advies van haar eigen onderzoeksteam. Zij schrijft het echtpaar dat de kans groot is dat het op den duur niet aan de zware eisen zal kunnen voldoen die de opvoeding van Sandy tijdens de psychotherapie zal gaan stellen. Daarbij telt ook de overweging dat beiden al een eind in de vijftig zijn.

Kort geding

Het echtpaar Wind vindt het tijd geworden om juridische hulp te zoeken. Inmiddels heeft de rechtbank mr. C. Eradus aangewezen als opvolgster van Van Os. Zo sympathiek, goed luisterend en redelijk als de laatste op het echtpaar overkwam, zo slecht zijn ze te spreken over Eradus. Vader Wind betitelt haar na hun eerste gesprek als ””kil, luistert niet en toont geen enkele belangstelling voor onze argumenten en kan deze ook niet pareren''.

Hij heeft het onderzoeksrapport inmiddels toch kunnen inzien en eist een second opinion vanwege vermeende onjuistheden. Eradus houdt echter vast aan de lijn van haar voorgangster, en wijst zijn verzoek van de hand. Ze vindt dat Sandy binnen een paar dagen naar een tehuis moet worden gebracht. Wind tekent hiertegen beroep aan, maar omdat dat maanden zal duren, spant hij ook een kort geding aan om de plaatsing in het tehuis tegen te houden. Dat geding zal op 6 december plaatsvinden. Op 30 november staat de politie echter al op de stoep van huize Wind. Tevergeefs, want moeder Wind is met Sandy ondergedoken bij een kennis. Ze kan het niet voor haar geweten verantwoorden het meisje af te staan.

Rechter mr. J. Vrakking, die het kort geding afhandelt, beslist dat Sandy in afwachting van een nieuw onderzoek bij de pleegouders kan blijven. Dit wordt op 2 februari 1989 verricht bij een ander onafhankelijk adviesbureau, het PAR in Rotterdam. Wind heeft inmiddels zelf talloze deskundigen geraadpleegd, maar hun oordeel wordt niet bevestigd in het PAR-rapport. Het PAR-advies luidt daarentegen: ””Zo spoedig mogelijk plaatsing in een residentiële setting, alwaar de noodzakelijke psychotherapie gegeven kan worden alsook een nader onderzoek naar mogelijk seksueel misbruik en dader kan geschieden [...].'' Seksueel misbruik is een geheel nieuw geluid in deze zaak. De kranten hebben de maanden daarvoor vol gestaan met berichten over de ”Bolderkar-affaire'. Vrakking doet nu op 2 maart uitspraak in het kort geding en wijst het verzoek van Wind tot vernietiging van de tehuis-plaatsing af. Welke rol de verdenking van seksueel misbruik daarbij speelt blijft in zijn motivering onduidelijk.

Direct na de uitspraak wordt Sandy onder politiebegeleiding opgehaald bij het huis van Wind en naar het tehuis overgebracht om daar de therapie te krijgen die haar trauma moet verlichten. De pleegouders treffen haar bij terugkomst van de rechtbank niet meer aan.

Het kort geding is verloren, maar het hoger beroep loopt nog. Wat hier gebeurt sterkt de pleegouders in de overtuiging dat er een spel met hen wordt gespeeld. Het is inmiddels 7 april 1989. Vlak voor de zitting komt er een brief van de Raad voor de Kinderbescherming waarin staat dat kinderrechter Eradus door een misverstand de ondertoezichtstelling niet heeft verlengd. Dat betekent dat Sandy nu niet langer onder de verantwoordelijkheid van de kinderrechter valt, maar onder die van de Raad van de Kinderbescherming. Het Hof oordeelt op grond van deze brief dat, nu er geen ondertoezichtstelling meer bestaat, het protest van de pleegouders tegen de plaatsing in het tehuis niet meer aan de orde is, omdat zij geen belanghebbende partij meer zijn. Het echtpaar vertrekt opnieuw met lege handen.

Later zal blijken dat de ondertoezichtstelling op dat ogenblik wel degelijk was verlengd, maar dat er administratieve fouten zijn gemaakt. Bij de zitting van het Hof blijkt overigens dat Sandy in het tehuis sinds haar opname ruim een maand daarvoor nog geen enkele vorm van psychotherapie heeft gekregen. En dat ook het onderzoek naar de veronderstelde dader van seksueel misbruik nog niet heeft plaatsgevonden.

”Afbouwend' contact

Nog is het drama rond Sandy niet afgelopen. Het echtpaar Wind blijft gebruik maken van zijn juridische mogelijkheden. Mr. Eradus verlengt op 4 juli 1989 de beschikking voor Sandy's verblijf in het tehuis. Ook tegen deze verlenging tekenen zij beroep aan. Intussen heeft het medisch kinderdagverblijf geadviseerd om Sandy bij haar eigen vader terug te plaatsen. Tot nu toe heeft het kind niet naar hem kunnen terugkeren, omdat hij door zijn werk niet goed voor haar kan zorgen. Hij heeft zijn baan als stratemaker nu echter opgezegd. De Raad voor de Kinderbescherming vindt het intussen beter dat de pleegouders hun bezoeken aan Sandy in het tehuis beperken tot ”afbouwend' contact. Ze mogen nog één keer op bezoek komen. Tot hun onvrede, omdat zij tijdens dat bezoek zien hoeveel verdriet Sandy heeft door het abrupte vertrek uit huize Wind.

Op 13 september 1989, pas een half jaar na Sandy's opname in het tehuis, wordt het hoger beroep van Wind tegen de verlenging van de opname behandeld. Op de zitting meldt een medewerker van de gezinsvoogdij over Sandy: ””[...] dat van seksueel misbruik niets is gebleken, Sandy nog steeds overdag naar het medisch kinderdagverblijf gaat en sinds kort een psychotherapeutische behandeling ondergaat, welke in eerste instantie is gericht op Sandy's verwerking van het weghalen bij haar pleegouders en haar plaatsing in het tehuis, en later gericht zal zijn op het verwerken van haar prille jeugdervaringen.''

Het Hof vernietigt op 30 oktober 1989 alsnog de beschikking van Eradus tot plaatsing in het tehuis en stelt dat Sandy direct terug moet naar Wind, voorlopig voor een periode van zes maanden. De bewoordingen van het Hof zijn ongekend fel: ””[Het] blijkt, dat de ”behandeling' van Sandy in feite dezelfde is gebleven als die zij ondervond ten tijde van haar verblijf bij haar pleegouders, met dit verschil, dat zij als gevolg van de overplaatsing en de daarmee gepaard gaande scheiding van haar pleegouders met ernstige emotionele problemen te kampen heeft gekregen. Zulks is immers af te leiden uit de omstandigheid, dat de recentelijk begonnen therapeutische behandeling, die overigens ook niet ”residentieel' geschiedt, in de eerste plaats gericht is op het verwerken door Sandy van haar overplaatsing naar het tehuis.

Het Hof is derhalve van oordeel, dat het in het belang van Sandy moet worden geacht, dat zij zo snel mogelijk wordt geplaatst in het gezin van de pleegouders teneinde te kunnen herstellen van de schade, die haar is toegebracht door de verwijdering uit het gezin, waarin zij voor het eerst in haar leven stabiliteit en geborgenheid heeft ondervonden [...]. In dat kader zal ook het contact tussen Sandy en haar vader kunnen worden gecontinueerd en zal kunnen worden toegewerkt naar een terugplaatsing van Sandy in het gezin van haar vader.''

Eindelijk heeft het echtpaar Wind dus gehoor gevonden bij een rechter. Maar de voldoening daarover is van heel korte duur. Eradus besluit diezelfde ochtend nog, na spoedoverleg met de coördinator van de kinderrechters, mr. M. Hartzuiker, de ondertoezichtstelling op te heffen. Hiermee is de beslissing van het Hof krachteloos geworden. Zonder ondertoezichtstelling kan de vader van Sandy, haar wettige voogd, zelf bepalen waar ze zal wonen.

Hartzuiker legt in een brief aan de Raad voor de Kinderbescherming uit dat Eradus deze beslissing wel moest nemen, omdat Sandy al werd voorbereid op terugkeer naar haar vader. Bovendien heeft zij haar vertrouwen in het echtpaar Wind verloren: ””De opvangouders immers hebben stelselmatig beslissingen van de kinderrechter tegengewerkt en naast zich neergelegd en hebben het kind zonder enig overleg aan deskundigenonderzoeken doen onderwerpen, zodat op enige samenwerking in het belang van Sandy niet meer gerekend kan worden.''

Het inmiddels verbitterde echtpaar Wind doet nog een laatste wanhoopspoging. Ze eisen in kort geding dat vader Molenberg Sandy aan hen afstaat. Tevergeefs. Rechter Vrakking stelt dat het Hof anders zou hebben beslist als het op de hoogte was geweest van de voorgenomen terugkeer van Sandy naar haar vader. Sandy gaat op 14 november 1989 bij haar inmiddels hertrouwde vader wonen, en daar woont zij nog steeds, samen met haar broertje Robin.

Betrokkenen aangeklaagd

Hoe Sandy en haar vader de juridische lijdensweg hebben ervaren, laat zich alleen maar raden. De vader wil niets meer te maken hebben met het echtpaar Wind en schuwt de publiciteit. Het echtpaar Wind heeft zich niet kunnen neerleggen bij de gang van zaken. Ze hebben enkele betrokkenen aangeklaagd die in hun ogen fouten hebben gemaakt.

De psychiater van het Rotterdamse adviesbureau PAR is voor het Medisch Tuchtcollege gedaagd, net als de directeur van het medisch kleuterdagverblijf. De eerste klacht resulteerde in een berisping, maar is in hoger beroep ongegrond verklaard door het Centraal Medisch Tuchtcollege; de tweede klacht is afgewezen omdat de ouders niet-ontvankelijk werden verklaard. De kinderrechters Hartzuiker en Eradus zijn aangeklaagd bij de Hoge Raad. De procureur-generaal heeft de klacht tegen de eerste terzijde geschoven, maar die tegen Eradus heeft hij voorgelegd aan de Ombudskamer van de Hoge Raad. Eradus had het echtpaar Wind moeten uitleggen waarom zij op 30 oktober 1989 de ondertoezichtstelling plotseling beëindigde en heeft daarom ”onzorgvuldig' gehandeld, zo bepaalde de Hoge Raad. ””Gegeven het uitzonderlijke karakter van haar stap had mr. Eradus moeten inzien dat de beëindiging [...] een ernstige schok voor hen zou betekenen nadat zij even tevoren hun maandenlange inspanning ter afwending van wat zij als heilloos voor Sandy Molenberg zagen (namelijk voortgezette opneming in het tehuis) met de beschikking van het Hof bekroond hadden gezien. Mr. Eradus had het teweegbrengen van die schok kunnen en moeten voorkomen'', aldus het arrest.

Een kleine genoegdoening voor het echtpaar, dat de afgelopen jaren 40.000 gulden heeft uitgegeven om de rechters te overtuigen van hun gelijk. Het arrest van de Hoge Raad laat minstens één vraag onbeantwoord. Heeft de kinderrechter inderdaad een prestigestrijd gevoerd, zoals het echtpaar beweert? Of was hier sprake van ””betreurenswaardige misverstanden, waardoor het moeilijk was met elkaar in gesprek te komen'', zoals Eradus zich verweerde in de Ombudskamer van de Hoge Raad?

Mini-verwijt

De president van de Amsterdamse rechtbank, mr. B. Asscher, heeft vorige week kennisgenomen van het arrest van de Hoge Raad, maar zegt geen consequenties te willen verbinden aan het optreden van zijn kinderrechter. ””Ik zou willen dat mijn rechters geen grotere fouten maakten dan deze kinderrechter. Al haar beslissingen zijn van A tot Z goed en verantwoord geweest en in stand gebleven'', aldus Asscher. Volgens hem zijn de klachten van Wind over de kinderrechters in het arrest verschrompeld tot een ”mini-verwijt'. Hij kan zich dan ook niet voorstellen dat dit een genoegdoening is voor Wind.

Asscher stelt dat Eradus in haar recht stond toen zij de beslissing van het Hof negeerde en de ondertoezichtstelling ophief, en wijst erop dat de Hoge Raad hierop in zijn arrest ook niets aan te merken heeft gehad. ””In de zaak van het Maimonides-Lyceum [waarin een vader eiste dat deze orthodox-joodse school zijn zoon zou toelaten] heeft onze rechtbank ook een arrest van het Hof ongedaan gemaakt. Dat heeft de Hoge Raad toen bekrachtigd. In ons systeem zit ingebakken dat je rekening mag houden met nieuwe feiten, ook als dat zou betekenen dat je een uitspraak van een hogere rechter ontkracht.''

Asscher vindt het interessanter om te kijken hoe de ingrepen van de kinderrechter hebben uitgewerkt. ””Het was van meet af aan de opzet om vader Molenberg weer met de voogdij over de kinderen te belasten. Dat is niet alleen zo geschied, maar het is ook een volledig succes geworden. De ondertoezichtstelling van het jongste broertje is intussen ook opgeheven en het gezin functioneert voor zover ik weet prima. Een happy ending dus'', meent Asscher. ””Er zijn veel problemen die inherent zijn aan de structuur van het kinderrechterschap, maar dit probleem heeft door de activiteiten van het echtpaar Wind zèlf deze omvang gekregen. Het is daarom een a-typisch probleem.''

Prof.dr. J. Doek, hoogleraar kinderrecht aan de Vrije Universiteit, heeft de verwikkelingen rond Sandy nauwlettend gevolgd. Hij vindt de opvatttingen van Asscher ”elitair'. ””Het is uitzonderlijk als de procureur-generaal een klacht voorlegt aan de Hoge Raad, en daarom vind ik dat je je wel iets mag aantrekken van dit soort oordelen. Bovendien had de Hoge Raad het gerommel met de verlenging van de ondertoezichtstelling in april 1989 best wat strenger mogen beoordelen.''

Hij vindt de manier waarop Eradus in oktober 1989 het arrest van het Hof zinloos maakte ”absoluut onaanvaardbaar'. Doek: ””Als een appelrechter zegt ”Zo is het', dan is een lagere rechter niet geroepen die beslissing ongedaan te maken, ook al had die daartoe in deze zaak formeel het recht. Het kwalijke is dat zij daardoor de schijn heeft gewekt dat zij die hogere beslissing niet respecteerde. Dat is heel slecht voor de belevenis van het recht door de burger. De Hoge Raad heeft hier niets over gezegd, omdat de procedure bij de Ombudskamer niet de juistheid van rechterlijke interpretaties van wettelijke bepalingen toetst, maar het gedrag van rechters tegenover advocaten en cliënten.''

Iets mis

Doek vindt dat de geschiedenis van het echtpaar Wind wel degelijk laat zien dat er iets mis is met het kinderrechterschap. ””Er zijn veel meer klachten over kinderrechters, maar de meeste mensen hebben niet de energie, de kennis en het geld om door te vechten tot en met de procureur-generaal van de Hoge Raad. Is het misschien ook ”a-typisch' dat de procureur-generaal van de negengevallen in tien jaar drie keer klachten over kinderrechters heeft voorgelegd aan de Ombudskamer van de Hoge Raad?''

Dat Eradus een prestigeslag heeft geleverd met Wind acht Doek ”niet objectief aannemelijk te maken'. Wel kan hij zich heel goed voorstellen dat die indruk bij het echtpaar is ontstaan. ””Er is een reeks van dingen misgegaan die wel vaker misgaan in de kinderrechterpraktijk. Als er dan een conflict ontstaat tussen de kinderrechter en in dit geval de pleegouders, dan moet de kinderrechter de zaak overdragen aan een collega. Zo voorkom je dat mensen denken dat de kinderrechter een persoonlijke vendetta tegen hen voert.''

De kinderrechter komt in de pikorde van de rechterlijke macht achteraan, volgens Doek. ””Bijna niemand wil spontaan kinderrechter worden, omdat het niet interessant is voor de verdere loopbaan. Bij sommige rechtbanken moet de president zelfs mensen aanwijzen om het een aantal jaren te doen. Zo'n korte periode is niet motiverend om er eens flink tegenaan te gaan en in de vrije tijd ook nog bij te lezen over het vakgebied. Bovendien zijn sommigen qua persoonlijkheid minder geschikt voor kinderrechtzaken.''

De geringe interesse voor het ambt van kinderrechter bestond tot voor kort ook bij het ministerie van justitie. Affaires als die van Sandy hebben ertoe geleid dat staatssecretaris Kosto de kinderrechter in de toekomst niet meer verantwoordelijk wil stellen voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Een dramatische wending als die van 30 oktober 1989, waarbij een beslissing van het Hof door de kinderrechter werd ontkracht, is dan uitgesloten. Bovendien wil Kosto het mogelijk maken ingewikkelde zaken door te verwijzen naar de meervoudige familiekamer van de rechtbank. De kinderrechter kan zijn verantwoordelijkheden dan delen met andere rechters.

Doek vindt de plannen van Kosto nog niet ver genoeg gaan. De term ”kinderrechter' suggereert volgens hem dat deze rechter over een bijzondere deskundigheid beschikt. Die deskundigheid hebben ze echter nauwelijks als ze aantreden. ””Dat vanuit het departement nooit is geëist dat kinderrechters pas mogen beginnen als ze een specialistische basisopleiding achter de rug hebben, is een tekortkoming waar geen rechtvaardiging voor te vinden is.''

Als die vooropleiding er ooit komt, zal het geval-Sandy ongetwijfeld tot de verplichte literatuur gaan behoren.

Sandy Molenberg is een gefingeerde naam. De reconstructie van het geval is gebaseerd op gerechtelijke dossiers.