Gisteren is in de Internationale Zaal van het gebouw van de Belgische volksvertegenwoordigers dan eindelijk het schilderij opgehangen dat de Belgische schilder Anatoly Stolnikoff heeft gemaakt van de eedaflegging op 17 juli 1951 door koning Boudewijn. Toen Stolnikoff het doek, waarvoor hij in 1989 opdracht had gekregen, in juni dit jaar bijna had voltooid, bleek zijn opdrachtgever, het college van quaestoren van de Kamer, niet tevreden over de "politieke' compositie: op de eerste rijen waren, overeenkomstig de werkelijkheid, immers alleen ministers afgebeeld van het christen-democratische kabinet-Pholien dat toen regeerde.
Na overleg met de andere grote politieke partijen verzocht het college de schilder om enkele vooraanstaande politieke figuren uit die tijd, die wel bij de eedaflegging aanwezig waren, maar buiten het kader van het schilderij waren gevallen, naar voren te halen. En zo begon Stolnikoff een viertal christen-democraten die kennelijk van minder belang waren picturaal om te vormen in twee socialisten (Paul-Henri Spaak en Achiel Van Acker) en twee liberalen (Kamerlid Devèze en senator Hoste).
Belgen tillen niet zo zwaar aan dergelijke geschiedvervalsing. Het doek moet eerder gezien worden als een “symbolische evocatie” dan als een “realiteitsgetrouwe weergave”, zo wordt van officiële zijde meegedeeld. Stolnikoff zelf heeft trouwens evenmin veel last van scrupules, hoewel de aanvankelijke 600.000 frank (33.000 gulden) die hij voor de retouches had gevraagd, werd teruggebracht tot 200.000. Het hele doek, door het socialistische dagblad De Morgen gekarakteriseerd als “een komplete miskleun”, leverde hem 1,4 miljoen frank (ruim 78.000 gulden) op.
“Dat is niet veel”, vindt quaestor Manu Desutter. “Het schilderij van de eedaflegging van Leopold III kostte indertijd 1,8 miljoen frank.” Maar dat schilderij geeft een beeld van de hele Kamer, en niet slechts van een detail.