IBM, het vaandel van het stijve Amerikaanse bedrijfsleven, erkende met de ondertekening dat het de creativiteit van Apple, vertegenwoordigd in de enorme software voor de Macintosh-computer, nodig heeft.
Apple, dat begon in een garage in Californië maar onder leiding van een voormalige Pepsi-Cola-manager steeds minder ludiek werd, erkende dat het klanten moet werven onder de grote bedrijven om verder te kunnen groeien.
John Sculley, topman van Apple, en Jack Kuehler, tweede man van IBM, zetten gisteren in een hotel in San Francisco hun handtekening onder een samenwerkingsovereenkomst die vijf terreinen bestrijkt. De samenwerking beperkt zich weliswaar tot personal computers, maar dat is de sector van de computerwereld die de grootste belofte voor de toekomst inhoudt.
Over de voorwaarden is zes maanden onderhandeld en drie maanden geroddeld door de vakpers.
Aan de basis van de samenwerking ligt de gedachte dat de twee concerns moeten blijven concurreren, maar tegelijkertijd kunnen samenwerken door het ontwikkelen van standaards voor de nieuwe generatie personal computers. Daardoor zouden zij kosten kunnen besparen en tegelijkertijd een kans hebben de rest van de markt hun wil op te leggen.
Dat was de kern van de boodschap die Apple, IBM én chipfabrikant Motorola gisteren uitdroegen op een persconferentie.
De twee computergiganten zullen beginnen met het ontwikkelen van een software-pakket waarmee Macintosh-personal-computers aangesloten kunnen worden op netwerken van IBM-pc's. Dat moet eind dit jaar al op de markt zijn. Ze willen ook binnen drie jaar samen met Motorola een zogeheten RISC-chip ontwikkelen, die de basis moet worden voor een nieuwe generatie extra krachtige pc's. Ze zullen tegelijkertijd de bijbehorende software ontwikkelen. Apple en IBM hebben verder een joint venture opgericht, Kaleida genaamd, die “technologiëen voor multimedia” moet maken en in licentie moet vrijgeven; en een joint venture Taligent die zogeheten object oriented software moet ontwikkelen.
Hoe object oriented software werkt is alleen voor 13-jarigen en andere computergeleerden begrijpelijk. Maar het resultaat is duidelijk: programmeren wordt makkelijker en dus sneller. Bovendien verricht de software meer werk, zodat computers ingewikkelder opdrachten kunnen uitvoeren, en gewone exercities simpeler kunnen worden gemaakt voor de gebruiker. De liefhebbers van dit soort software zeggen dat het onder andere de fusie van televisie en computers - bewegend beeld en tekst - kan vereenvoudigen; dit heet kortweg multimedia-technologie.
De samenwerking betekent voor Apple dat het betere kansen krijgt om zijn computers aan het bedrijfsleven te verkopen, maar ook dat het de research van IBM in microprocessoren en halfgeleiders kan gebruiken.
Voor IBM is het voordeel dat het toegang krijgt tot de enorme hoeveelheid software die - door Apple en anderen - is ontwikkeld voor de Macintosh, en dat het een markt schept voor zijn halfgeleiders.
De twee concerns zullen 300 tot 400 mensen afstaan aan de joint venture die object oriented software moet ontwikkelen, 200 tot 300 mensen voor multimedia-technologie, en 300 voor de joint venture in Austin (Texas) waar de nieuwe RISC-chip moet worden ontwikkeld. RISC staat voor Reduced Instruction Set Computing, en maakt personal computers sneller en - in combinatie met moderne halfgeleiders - veelzijdiger.
De drie bedrijven wilden niet zeggen hoeveel geld in de samenwerking wordt geïnvesteerd.
De plannen werden gisteren bekendgemaakt op een groots aangepakte personferentie in San Francisco. De gebeurtenissen werden per satelliet doorgegeven aan IBM-vestigingen in New York en Toronto, waar journalisten konden meeluisteren en meekijken en vragen stellen. Apple-topman John Sculley, IBM-president Jack Kuehler, Motorola-president voor halfgeleiderproduktie Jim Norlings en een handvol mindere goden gaven elkaar het woord in een zorgvuldig geschreven scenario. Hun houterigheid en gemaakte kameraadschappelijkheid (“Isn't that right John?” “That's right, Jack!”) toonde weer eens aan dat goede zakenlieden niet noodzakelijk goede acteurs zijn.
Een van de weinige verrassingen van de persconferentie was dat vier vooraanstaande lieden uit de computerwereld verschenen om hun steun uit te spreken voor de samenwerkingsplannen.
Ron Whittier, vice president van chipfabrikant Intel (dat door Motorola lijkt buitengesloten van de joint venture) gaf de plannen zijn “enthousiaste steun.” Ook Jim Manzi (topman van softwaremaker Lotus), Ray Noorda (van softwarefabrikant Novell) en Philippe Kahn (topman van Borland International, een ontwikkelaar van object oriented software) spraken hun steun uit. Als de samenwerking van Apple en IBM leidt tot standaardisering, zal dat de afzet voor software vergroten.
Maar dit soort steunbetuigingen en de overdreven vriendschappelijkheid van de direct betrokkenen, verminderde de scepsis niet.
Wat doen jullie als jullie het oneens worden? Is er een tijdlimiet aan deze samenwerking gesteld?, vroeg Esther Dyson, een gezaghebbende computerscribent en uitgever van Release 1.0, een nieuwsbrief. De managers verzekerden haar dat dat risico niet bestond.
“Ik geloof dat dit de goede weg is, ik weet alleen niet of het een succes wordt of niet”, zei Dyson later.
De twee concerns willen, door hun eigen RISC-chip te ontwikkelen en aan de rest van de wereld aan te bieden, hun standaards opleggen aan de rest van de bedrijfstak. Dit is enigszins vergelijkbaar met wat Sony en Philips eerder deden met de ontwikkeling van de compact disc: toen twee van de grootste fabrikanten het eens waren over de standaard, volgde de rest van de bedrijfstak snel.
Maar volgens Esther Dyson is de computermarkt zo verbrokkeld, dat de twee concerns niet hun wil zullen kunnen opleggen aan de honderden bedrijfjes die software schrijven en computers maken.
Bovendien zal de joint venture drie jaar nodig hebben om zijn systeem, de chip en de bijbehorende software, op de markt te brengen, terwijl er al concurrenten bestaan: het programma Windows van Microsoft, en RISC-chips van andere fabrikanten.
“De macht zal komen te liggen bij Arthur Andersen, EDS (Electronic Data Systems) en anderen die alle software objects weten te combineren”, zei Dyson.