Frans Franciscus (32) is schilder; een aanhanger van het surrealisme, schreven de critici. Hij "laat dat maar zo', maar hij voelt geen affiniteit met die stroming. “Salvador Dali wilde iets aantonen met zijn werk, hij geloofde in de droom. Ik verzin dromen, wanneer ik zwevende fototoestellen schilder, of mannetjes met vogels uit hun hoofd.” Als voorbeeld toont hij het schilderij dat hij "My Little Dead Palette' noemde. Ik zie een mannelijke figuur onder de zeespiegel duiken en met een zaklantaarn een piepklein schilderspalet op de bodem van de zee verlichten. Bolle visjes vluchten met geschrokken oogjes en bekjes weg, de donkerpaarse holten achter de waterplanten in. “Zie je? Ik wijs iets aan om over na te denken, maar ik wil in de eerste plaats amuseren.”
Erwin Olaf (31) is fotograaf; hij legde zich toe op de geënsceneerde fotografie en ook hij ziet als zijn eerste doel het vermaken van zijn publiek, want "ik heb niks te vertellen'. Erwin Olaf geeft toe dat hij provoceert wanneer hij zoiets zegt, maar: “Je krijgt zoveel poeha kado bij kunst. Foto's zijn lucht. Het is belachelijk wat een galerie iemand laat betalen voor een foto. Mijn foto's zijn niet om aan de muur te hangen, ik maak ze om ze te publiceren.” Olaf werd bekend door zijn project Chessmen, an Attempt to Play the Game, een serie foto's die vanwege de naakte, op allerlei manieren ingesnoerde lijven van de gemaskerde figuren, wel werd afgedaan als aanstootgevend. Hetzelfde lot trof sommige van de barokke affiches die hij maakte voor Het Zuidelijk Toneel. “Woedend werd ik dan. Mens, dacht ik, hou je bezig met de oorlog, of met de walvissen.”
Frans Franciscus van de Vooren en Erwin Olaf Springveld kennen elkaar veertien jaar. Ze lieten elk hun achternaam vallen, kwamen de een na de ander naar Amsterdam, waar ze inmiddels werken in aangrenzende ateliers en in de afzonderlijke gesprekken die ik met ze voer, gunnen ze elkaar over en weer de eer van een beslissende wending in hun artistieke ontwikkeling. Erwin Olaf: “Ik ging steeds soberder fotograferen en Frans stimuleerde me toen om juist mijn fantasie op hol te laten slaan. Het theatrale in mijn foto's, dat drukke, dat komt van hem.” Frans Franciscus: “Ik schilderde van alles, in alle stijlen door elkaar, van abstract tot en met fotorealisme. Erwin drong erop aan dat ik me zou concentreren op één, eigen, verhaal.”
Frans Franciscus schilderde af en toe een decor voor Erwin Olaf, Erwin Olaf fotografeerde wel eens een schilderij voor Frans Franciscus. Nooit zagen ze gelegenheid om samen te werken. En toen rinkelde de telefoon. Het was de kunsthistorica Els Hoek, beheerder van het monumentale landhuis Oud-Amelisweerd. Ze vroeg Erwin Olaf of hij een film zou willen maken, in de serie door haar geïnitieerde kunstwerken met het landgoed als bron van inspiratie en decor. “Blijf je even hangen?” Erwin Olaf stak zijn hoofd bij Frans Franciscus om de deur. “Heb je zin om samen een film te maken?” “Ja hoor, best.”
Niet dat ze veel ervaring hadden met film of filmmaken. Frans Franciscus houdt van filmkijken en leerde van bijvoorbeeld Pasolini "dat je mensen in slaap kunt sussen alleen maar om ze met een harde pats te wekken'. Een enkele maal liet hij zich direct door film inspireren - zo schilderde hij lang geleden Superman ("in travestie als de maagd Maria, maar dat was een veel te gekunsteld idee'). Erwin Olaf zegt dat sinds hij met zijn moeder Le souffle au coeur ("over een jongen die met zijn moeder naar bed gaat') zag, de filmkunst eenzelfde effect op hem had als literatuur: “Net als de boeken van Reve lieten zulke films me de vrijheid zien die kunst biedt. Ik dacht, dat dat allemaal maar zomaar kan. En ik leerde wat glamour betekent: alles en iedereen kan mooi worden gefotografeerd, ook als er geen sprake is van conventionele schoonheid.”
En Erwin Olaf had een videoclip gedraaid met de zangeres LaPat. Dat was alles, al hield hij daar wel een goed contact aan over met cameraman Reinier van Brummelen. En zonder diens inzet en creativiteit, zeggen beiden, zou er nooit iets van hun filmproject terecht zijn gekomen.
Oerchristelijk
Onder de titel Tadzio maakten Frans Franciscus en Erwin Olaf een rellerig, magisch, uitbundig half uur film: een wemelende impressie van een apocriefe filmset. “Daar gebeuren absurde dingen en iedereen draagt er een gek pakje”, verklaart Erwin Olaf hun keuze voor dat milieu. Oud-Amelisweerd was de verplichte locatie. Olaf: “We gingen kijken en ik deed oh en ah, maar ik dacht aggot. Zo'n oerchristelijk Hollands landhuis krijgt mij niet onder de tafel, geef me liever zo'n Ludwig-kasteeltje uit die film van Visconti. Maar Frans zei, van die keet valt wel wat te maken.”
Tegen het rijke, door Ben van Os ingerichte, decor voert Tadzio de kijker mee langs een rij uitzinnig karikaturale personages: saters, nimfettes, toverkollen, dikzakken, vamps, menselijke kwallen. De film werd "volgepropt met alle genres die ons bevallen', zegt Frans Franciscus. Hij noemt de films van Nicholas Roeg, vanwege diens kijk op geweld en nare menselijke trekjes en de waanzin van zijn beelden, vooral in The Man Who Fell to Earth en Eureka: “Iedereen heeft het over Twin Peaks en David Lynch, maar die was nergens geweest zonder Roeg.”
De film is Italiaans (in-)gesproken. Niet dat een van beide filmmakers die taal machtig is, maar "Italiaans is voor ons film'. Erwin Olaf: “De ruzies, de verliefdheden, de intriges, ik voel ze liever aan, dan dat ik ze woord voor woord kan volgen.” Frans Franciscus: “De klank van het Italiaans ligt losser. In die taal kun je fluisteren, in het Nederlands hooguit zacht praten.”
Tadzio noemden ze hun scenario al in een vroeg stadium en Tadzio heet nog steeds hun film. Tadzio was in Death in Venice de naam van het jongetje dat Gustav von Aschenbach (Dirk Bogarde) deed sterven van schoonheid, en Luchino Visconti is het grootste voorbeeld van Erwin Olaf en Frans Franciscus. Ook de voor Fellini typerende weelde valt te herkennen, maar "Fellini maakt zijn films te lang. Meestal kan er een half uur uit', vindt Erwin Olaf. “Fellini is om te lachen, Visconti om te snotteren. Visconti kan me niet lang genoeg duren. Die grandeur en kitsch, die sfeer van kosten noch moeite zijn gespaard, dat wilden wij ook.”
Italië verschafte de film zijn voornaamste toonsoort, maar Tadzio heeft ook zijn Nederlandse kanten. Zo wordt er spiritisme bedreven met chocoladeletters. Frans Franciscus: “Mooiere letters bestaan er niet. Ik zag ze liggen bij Jac Hermans en realiseerde me dat die verder nergens ter wereld bestaan.” En Nederland klinkt door in de ensceneringen. Soms imiteren of parodiëren ze Olafs foto's. Kijken we door de ogen van de hoofdfiguur dan echoën ze vaak schilderijen van Frans Franciscus: “Hij ziet het huis op zijn manier, hij droomt weg in mijn fantasie.”
Lief
Hoofdpersoon Tadzio wordt gespeeld door Aat Nederlof, een jonge acteur die werkt als mimespeler, ondanks het feit dat hij is geboren met het syndroom van Down. Erwin Olaf: “Zo'n jongen is intrigerender dan een beeldschone "echte' Tadzio. We hebben zijn rol bewust niet sympathiek gemaakt. Ik houd ervan clichébeelden omver te gooien. Dikkerds zijn gezellig, homoseksuelen zijn leuk met vrouwen en mongooltjes zijn schattig, daar ga ik tegenin.”
Een lieve film werd Tadzio niet, integendeel. Wel is hij, voor wie Erwin Olafs foto's een beetje kent, minder hard dan te verwachten was. “Ik hou er van om de boel in de maling te nemen, dat blijft, maar ik ben niet van plan om me voor eeuwig op het spoor van Chessmen te laten vastpinnen.” Frans Franciscus: “Het is niet Erwins doel om de goegemeente op te schudden, al maakt hij soms die indruk. We wilden geen zoete film maken, hij moest giftig, gemeen en grappig zijn. Maar het harde zit in de dialogen, in de behandeling van die figuranten op de filmset, in het mentaal kraken van de actrice.”
Inmiddels is Frans Franciscus weer aan het schilderen en reisde Erwin Olaf naar het Hongaarse platteland om daar in opdracht van het Stedelijk Museum in Amsterdam zigeuners te fotograferen. Erwin Olaf durft na Tadzio meer te experimenteren met kleur. “En ik merk dat ik meer licht ben gaan gebruiken. Bij een film draaien ze hun hand niet om voor twintig lampen extra. Dan wil ik er voor een foto toch minstens vijftien.” Frans Franciscus denkt niet dat het filmen invloed had op zijn manier van werken: “Film is vluchtig, naar een schilderij moet je een dag kunnen kijken. Als ik een bepaalde tint paars zoek, dan ga ik door tot ik echt die variant van het paars heb gevonden. Valt paars in een film iets blauw uit, dan is dat een bijkomstigheid, daar bekreunt niemand zich om. Schilderen is in vergelijking met de filmtechniek verschrikkelijk primair. Maar wat op film mogelijk is, deed ik al. Ik heb geen special effect nodig om iemand te laten zweven.”.