Vooral in de grotere bio-industrie- en melkveebedrijven zijn zeer goede resultaten behaald, in de melkveehouderij was zelfs sprake van een historisch hoogtepunt. Het "Bericht', opgesteld door het Landbouw Economisch Instituut aan de hand van cijfers van het CBS, de produktschappen en eigen boekhoudkundige gegevens, is overigens weer somberder in de ramingen voor de bedrijfsresultaten van het seizoen '90-'91.
Het "ondernemersinkomen' (waarin neveninkomsten, uitkeringen en rente op kapitaal niet zijn meegeteld) voor de gemiddelde boerderij lag in het seizoen '89-'90 op bijna 79 duizend gulden, dat was een stijging van 40 procent ten opzichte van het voorafgaande seizoen (dat van mei tot mei loopt).
De bio-industrie profiteerde in '89-'90 vooral van een verdere daling (met 14 procent) van de veevoerprijzen (zoals maïs- en sojaprodukten). Gunstige oogsten in de VS en de goedkope dollar speelden hierin een rol. De melkveehouderij profiteerde van goede zuivelprijzen. Inmiddels begint zich overigens weer een zuivelberg in de EG te vormen.
De akkerbouw had in '89-'90 voordeel van goede prijzen voor aardappelen en uien dankzij tegenvallende oogsten in omringende landen en lage prijzen voor kunstmest (waarvan bovendien minder gebruikt is).
Maar de ramingen voor '90-'91 wijzen voor de gehele landbouw op een belangrijke terugval, vooral in de kleinere akkerbouw. In de Veenkoloniën is de arbeidsopbrengst per boer voor de derde keer in vijf jaar negatief.