Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Verkeer en infrastructuur

'Ik werd als een vuilnisbak buiten gezet'; Een op de negen buschauffeurs haalt zijn pensioen

In Nederland zijn 860.000 mensen geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt. Sommige beroepen lijken per definitie in arbeidsongeschiktheid te eindigen. In deel twee van een serie vandaag een portret van een beroepsgroep met een hoog risico: de buschauffeur.

AMSTERDAM, 3 dec. - De Kabopost van 28 juli 1977 is een vergeeld krantje. Op de middenpagina's staan twee robuuste tramchauffeurs van in de dertig: Joost de Feber en Bertus van der Loo. De twee vakbondsvertegenwoordigers bij het Amsterdamse Gemeentevervoerbedrijf (GVB) hekelen in pittige bewoordingen het hoge ziekteverzuim, de begeleiding van het rijdend personeel en het inhoudsloze overleg met de directie.

De Feber (51) en Van der Loo (48) werken inmiddels niet meer bij het Vervoerbedrijf. Ze werken nergens meer. Ze zitten thuis, in vierkamerwoningen in Amsterdam, en leven van een 'invaliditeitspensioen' van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, de WAO voor ambtenaren.

Oudere chauffeurs op tram of bus zie je vrijwel nooit. Het is een zwaar beroep, dat mensen eet. Een onderzoek naar arbeid en gezondheid van buschauffeurs van dr. M. A. J. Kompier uit 1988 wees uit dat slechts een op de negen buschauffeurs in zijn werk de pensioenleeftijd van 60 jaar haalt. Het percentage ziekteverzuim onder buschauffeurs ligt twee tot drie keer hoger dan het landelijk gemiddelde. De gemiddelde leeftijd waarop zij worden afgekeurd is bij buschauffeurs 47 jaar.

De groep tramchauffeurs is nooit onderzocht, maar in de praktijk maakt het weinig verschil. Wie een bus of tram bestuurt, zit permanent in dezelfde houding en krijgt rugaandoeningen door het gerammel en de 'whole body-vibration'. De bestuurder voelt bovendien de hele dag de druk van onverwachte verkeerssituaties, bijna-ongelukken, op tijd rijden en lastige passagiers.

Joost de Feber is een joviale, grijzende man met een snor. Hij is acht jaar geleden gescheiden, heeft vier kinderen en 'een enorm druk leven'. 's Morgens om tien uur staat een video van Pavarotti aan, zijn grote voorbeeld. De Feber zingt operette.

Dertien jaar was hij, toen zijn ouders hem bij een timmerman in de leer deden. School kostte maar geld. Na de militaire dienst reisde hij acht jaar als scheepstimmerman de wereld rond. Eenmaal aan wal ging de ontkenning van vakmanschap hem tegenstaan. 'De bouw werd een frobelklas. Plastic plintjes vastschroeven... Ik voelde me geen timmerman meer.'

De Feber kwam bij het GVB terecht, eerst op tramlijn 25, later op lijn 12. Een zwaar maar mooi beroep. Je maakte zoveel mee. Zoals die dronken man die in zijn tram stond te roken en riep: 'Ik ben Jezus, ik ben Jezus'. Had De Feber door de microfoon gezegd: 'Wil Jezus z'n sigaret uitmaken' ? De tram lag dubbel, Jezus had z'n mond niet meer open gedaan.

Thuis was het niet makkelijk, met een zieke vrouw en vier kinderen. Hij was vader en moeder tegelijk. De stress van het werk merkte hij in het begin niet zo. Wel voelde hij 'het heilige moeten': altijd op tijd rijden, nooit verslapen. En de onregelmatige diensten, dat werd steeds zwaarder.

In het jaar voor zijn afkeuring kreeg hij steeds vaker kleine aanrijdingen, vaak buiten zijn schuld. Hij ging zitten 'jagen' om op tijd aan het eindpunt te zijn. Totdat hij eens een oud vrouwtje zomaar zag oversteken en dacht: 'Ik kan best doorrijden, zij is onvoorzichtig'. Hij remde. 's Avonds lag ik in bed en dacht: 'Joost, wat ben je aan het doen?' Ik heb me ziek gemeld, ik ben bij het maatschappelijk werk geweest en de dokter. Men vond dat mijn pitje op was'. Twee jaar geleden werd Joost de Feber volledig afgekeurd.

'Ik wilde het eerst niet, ik was toch geen kneus? Maar de artsen hebben me overtuigd: als ik door zou gaan, was het ten koste van mezelf. Het heilig vuur is verdwenen, de knop is omgedraaid'. De Feber vindt het moeilijk om erover te praten. Zijn handen trillen.

Twee straten verder woont Bertus van der Loo (48), een spontane man met een blonde snor. Reclamemensen zien in hem de rondborstige recht-door-zee Mokummer. Bertus stond als bierdrinker in een televisiespot en als piloot in een tijdschriftadvertentie.

Zijn oud-collega en vriend De Feber behoort tot de groep arbeidsongeschikten met een psychische stoornis (30 procent van het totaal), Van der Loo staat op het punt voor de tweede keer afgekeurd te worden wegens lichamelijke aandoeningen, eerst bij het Vervoerbedrijf, nu bij de Gemeentelijke belastingdienst. Een scala aan lichamelijke klachten maakt hem ongeschikt om verder te werken, vinden de medici. Terwijl Bertus wel had gewild.

Hij kwam van de marine bij het GVB en zat achttien jaar op de tram. Leuk werk, en maar zeven aandrijdinkjes in al die jaren. Het ging mis toen hij het syndroom vam Meniere kreeg, aanvallen van duizelingen. Tijdens zijn laatste tramrit in 1978 raakte Van der Loo drie keer bewusteloos. Hij werd voor 45 procent arbeidsongeschikt verklaard.

Bij het GVB kwam hij niet in aanmerking voor een andere functie. 'Ze wilden van me af, omdat ik zo actief was geweest in de vakbond, dat voelde ik wel aan.' Van der Loo kwam bij de Gemeentebelastingen, afdeling jaarprecario. Totdat de hartklachten kwamen: een dichtgeslibde kransslagader. Hij onderging een dotterbehandeling en wilde na enige tijd weer halve dagen gaan werken.

'De bedrijfsarts was er niet, maar de bedrijfsverpleegkundige vond het een goed idee. Een week later kwam ik bij mijn specialist. Hij had een brief gekregen van mijn bedrijfsarts, die bezig bleek te zijn met mijn afkeuringsprocedure. Daar wist ik niks van! Mijn conclusie was: na 33 jaar werken, word ik als een vuilnisbak buiten de deur gezet.' Hij haalde verhaal, maar de bedrijfsarts bleef erbij dat Bertus met die evenwichtskwaal, een niersteen- en een hartoperatie achter de rug en een kleine huisapotheek voor het dagelijks onderhoud, ongeschikt was om verder te werken.

En toen ging Bertus denken. Hoe het bedrijf zijn 25-jarig dienstverband bij de gemeente bleek te zijn vergeten, toen hij op die gedenkwaardige dag met zijn vrouw, in nieuwe feestkleren gestoken, bij de directie kwam. Razendsnel was iemand nog naar het stadhuis gereden om een oorkonde te halen. Bertus had later een bloemetje naar de directie gestuurd met een kaartje: 'Sorry dat ik jullie zo heb laten schrikken'. En moest de belastingdienst geen mensen kwijt omdat de deelraden een deel van het werk overnemen? 'Ik wilde verder werken, maar nu niet meer. Ik heb 33 dienstjaren, ik ben nog jong, mijn vrouw werkt halve dagen, en ik heb me nog nooit een seconde verveeld. Ze zoeken het maar uit.'

H. Pleiter, die tot eind 1989 vier jaar lang als bedrijfsarts bij het GVB werkte, noemt het zware beroep, de spanningen thuis en de lakse houding van de bedrijfsartsen als belangrijke oorzaken voor de ziekte van veel buschauffeurs. Maar de voornaamste is volgens hem de kloof tussen de leiding van het bedrijf en de werknemers. Er was nauwelijks overleg met de chauffeurs over maatregelen die hun werk aangingen, wat tot spanningen en een slechte sfeer leidde.

Van de bedrijfsarts werd weinig meer verwacht dan het terugdringen van het ziekteverzuim en het afkeuren van werknemers. Bij bedrijfsbeslissingen die kwalen zouden kunnen voorkomen werd de arts niet betrokken. Terwijl een andere stoel, goede verwarming bij de bestuurdersplaats en een andere besturing van de tram tot minder rugklachten en tennisellebogen kunnen leiden. Maar Pleiter kreeg in een vergadering over de aanpassing van de tramcabine van een leidinggevende te horen: 'Wat doet een dokter hier eigenlijk' ?

Net als bij veel bedrijven was volgens Pleiter de arbeidsongeschiktheid bij het GVB een instrument voor personeelsbeleid, en artsen dachten creatief mee. 'Ik schat dat ik ook een enkeling ten onrechte de WAO in heb gestuurd. Ik vond het wel prettig dat-ie weg was.' Het ABP, dat bij overheidsorganisaties uiteindelijk beslist over de afkeuring en toekenning van de uitkering, deed volgens Pleiter ook niet moeilijk. 'Iedereen wist: als een ABP-arts net van school komt, kun je snel een heleboel langdurig zieken kwijtraken.'

Pleiter, nu bedrijfsarts bij de PTT: 'We hadden bij het GVB verschillende soorten cijfers over het ziekteverzuim. De hoogste gingen naar het ministerie in Den Haag, om zoveel mogelijk geld binnen te halen. Dan waren er cijfers per garage die naar de directie gingen en waar flink mee werd gerommeld. De laagste cijfers gingen naar de wethouder van vervoer, zodat hij het idee kreeg dat er wat aan gebeurde.'

Arbeids- en organisatiepsycholoog M. Kompier deed in zijn proefschrift over arbeidsomstandigheden van buschauffeurs enkele aanbevelingen, die her en der zijn overgenomen: meer aandacht voor de ergonomie (betere stoelen voor de chauffeur), minder onregelmatige roosters, meer mogelijkheden om afgekeurde chauffeurs elders aan het werk te krijgen en aangepaste rust- en rijtijden voor oudere chauffeurs.

Kompier, nu werkzaam bij het Nederlands Instituut voor Preventieve Gezondheidszorg TNO, geeft toe dat er wel wat gebeurt in de vervoerbedrijven, maar hij is sceptisch: 'Men neemt maatregelen, maar de consistentie is ver te zoeken. Dan komt er een betere stoel maar tegelijk een krapper rooster; dat helpt weinig. Werkgevers kiezen voor maatregelen die op het individu zijn gericht. Ze verbeteren niet de arbeidsomstandigheden, maar stimuleren bedrijfsfitness.'

Bij het Haagse stadsvervoerbedrijf de HTM houdt men de controle en begeleiding van zieke werknemers zo dicht mogelijk bij het bedrijf. De HTM besloot tien jaar geleden tot de oprichting van een sociaal-medisch team met bedrijfsartsen, verpleegkundigen, bedrijfspsychologen en veiligheidsfunctionarissen om het ziekteverzuim tegen te gaan.

Door een reorganisatie ging het bedrijf ook deelnemen aan de arbeidsongeschiktheidsregeling van het ABP. In die procedure draagt de bedrijfsarts de zieke werknemer ter afkeuring voor, zonder tussenkomst van andere keuringsartsen die geen expertise bezitten over de beroepsgroep. Dat maakt het mogelijk de verzuimende chauffeurs intensiever te begeleiden vanuit het bedrijf.

Zieke werknemers worden in een vroeg stadium benaderd en indien mogelijk op een plaats elders in het bedrijf, als portier of in de postkamer, voor een paar uur per dag ingezet. Afdelingen worden mede-verantwoordelijk gemaakt voor het vinden van passend werk. Zo blijft het contact met het bedrijf gehandhaafd en voelt de werknemer zich niet in de steek gelaten.

Het resultaat is ernaar. Tien jaar geleden droeg de HTM 62 werknemers ter afkeuring voor, in 1988 waren het er 13 en vorig jaar 9. Dit geldt voor het hele personeelsbestand van 2.000 mensen, aparte gegevens over de 600 bus- en 600 tramchauffeurs zijn er niet. Bedrijfsarts D. A. F. M. Versluis: 'De wezenlijke ommekeer is dat ziekte nu een zaak van de bedrijfsleiding is geworden, en niet meer het probleem van de dokter.' En wat gebeurt er met die 62 afgekeurde mensen uit 1980, of die 61 uit 1981? Komen die ooit nog uit de WAO?

'Dat is heel moeilijk', zegt drs. J. van der Linden, hoofd personeel en organisatie. 'Na twee, drie jaar is de structuur van een nieuw bestaan verankerd. De afgekeurde man doet wat in het huishouden, past op z'n kleinkinderen, klust misschien wat bij. Daar is niets meer aan te doen.'

Joost de Feber staat elke ochtend om zeven uur op, gaat veel naar zijn kinderen en is verslingerd geraakt aan vissen. 'Ik voel me niet schuldig', zegt hij. 'Ik heb vanaf mijn dertiende gewerkt, altijd mijn premies betaald, meegewerkt aan de wederopbouw en nu kan ik niet meer. Als ik weer zou moeten werken, dan slaat de weegschaal door.'

Bertus van der Loo fotografeert graag, bezoekt oude mensen in de buurt en gaat nog iedere week naar het personeelshuisje van lijn 12 om met oud-collega's bij te praten. Hij leerde koken bij de marine, en maakt elke zondag een rijsttafel met zestien gerechten. 'Ik zou niet weten waar ik de tijd vandaan moest halen om weer te gaan werken'.

Het eerste deel van deze serie over arbeidsongeschiktheid in Nederland verscheen zaterdag.